Recensie ‘Game of Thrones’ seizoen 3, eerste helft

Game of Thrones is vanaf seizoen 1 al een serie om je vingers bij af te likken: het is niet alleen goed: het is bril-fucking-jant! En seizoen 3, waarvan ik de eerste 5 episodes heb gezien, dendert onverminderd hard door.

Wat mij betreft is er eigenlijk maar een minder aspect aan GoT. Dat is de soms wel erg rauwe en brute sfeer van de serie: de fantasiewereld waarin de serie speelt, is niet alleen middeleeuws op militair vlak (zwaarden, pijlen en bogen, etc) maar verkeert qua beschavingsniveau ook in de donkere Middeleeuwen. Dat vind ik soms wel erg bar.

(Hetzelfde manco kleefde overigens een beetje aan de Lord of the Rings films van Peter Jackson: die slaagde er -als horror-regisseur- beter in het verbeelden van het afschrikwekkende, bijvoorbeeld de Orcs of de Ringwraiths, dan het mooie, bijvoorbeeld Rivendel of Lothlorien).

Maar gelukkig zijn er voor de rest bij Game of Thrones alleen maar pluspunten. De enorme vaart van het ingenieuze verhaal bijvoorbeeld, waar je echt door meegesleept wordt en dat blijft verrassen. Bijvoorbeeld de wijze waarop Daenerys Targaryen het leger met ‘Unsullied’  wint in Astopor.

Ook het feit dat de intelligentie van de kijker nu eens een keer niet onderschat wordt en je gewoon misschien wel twintig verhaallijnen en een dubbel aantal personages voor je kiezen krijgt, vind ik erg sterk. En tenslotte de manier waarop vrijwel elk personage een boeiende persoonlijke ontwikkeling doormaakt, is erg goed gedaan.

Wat bijdraagt aan de kracht van de vertelling is ook dat je weet dat schrijver George R.R. Martin niemand spaart. Al sinds seizoen 1, waarin de belangrijkste hoofdpersoon, Eddard Stark, bruut wordt onthoofd, weet je dat zelfs de belangrijkste helden van dit epos niet veilig zijn. Dit maakt alle verwikkelingen extra spannend.

Kortom: een geweldige serie die nog wel zeker een handvol seizoenen zal voortduren. Laat maar komen, zou ik zeggen!