Boekrecensie ‘De republiek’, Joost de Vries

Dat Joost de Vries, ondanks zijn nogal gewone naam, een uitzonderlijk en heel bijzonder pareltje is in de Nederlandse letteren, bewees hij al met zijn ijzersterke debuut Clausewitz. En met deze nieuwe worp van hem bevestigt hij dat hij een zeer prikkelende schrijver is.

Dit verhaal draait om Friso de Vos, die naar een congres in Wenen gaat om daar met de Nederlandse student Philip de Vries te discussiëren over de ideeën van de dan nog niet zo lang gestorven Josip Brik, de legendarische hoogleraar die voor hen beide een mentor was.

Dit lijkt nog niet eens zo’n boeiend gegeven, maar Joost de Vries is zo’n schrijver waarbij het verhaal eigenlijk maar bijzaak is: het is vooral een kapstok voor een erudiet en vindingrijk (en misschien wel post-modern) spel met boeiende ideeën en oorspronkelijke vondsten.Wat hieraan ook bijdraagt is dat zijn boek volgestopt zit met verwijzingen naar de wereldliteratuur en de cultuur in het algemeen, waarbij ‘lage’ cultuur en ‘hoge’ cultuur zonder enige terughoudendheid door elkaar heen worden aangestipt (bijvoorbeeld als Prik niet alleen wordt vergeleken met Professor Barabas uit Suske en Wiske maar ook met de Timofej Pnin uit het boek Pnin van Nabokov).

In de vloeiende, bijna soms nonchalante schrijfstijl van De Vries, doorspekt met vaak ijzersterke metaforen, leidt dit alles tot een zeer boeiend boek. Een boek ook met duidelijke verbanden met ‘Clausewitz’, niet alleen omdat die naam nog twee keer wordt genoemd, maar ook omdat alles eigenlijk uiteindelijk draait om een figuur die zelf niet eens een rol in het verhaal speelt, of dit nu Prik of LeFebvre is. Lezen, dit boek!