Het boeiendst aan dit boek is de compositie van het verhaal. Dat begint namelijk met hoe de twee hoofdpersonen, Pajarito en Marciano, beide dodelijk gewond ergens in de modder liggen op een kermis. Hoe ze hier terecht gekomen zijn wordt pas aan het einde duidelijk. In het tussenliggende deel van het boek lezen we in flashbacks meer over de beide jongens, zonen van twee rivaliserende steenbakkers en in hun kindertijd boezemvrienden van elkaar. Het is een rauw relaas, over mannen die vooral in het café rondhangen en hun gezin en werk verwaarlozen. Een relaas over machismo, gepassioneerde vijandschappen en uit de hand lopende ruzies. En dat alles onder de genadeloos schroeiende zon die permanent boven het stoffige uitgedroogde Argentijnse dorpje hangt waar het verhaal speelt.
In het tweede deel van het verhaal verdicht het plot zich als blijkt dat Pajarito een onstuimige homoseksuele verhouding aangaat met Angelito, de kleine broer van Marciano. En zo komt natuurlijk uiteindelijk allemaal tot een uitbarsting als beide gewezen boezemvrienden elkaar op de kermis tegenkomen en het tot een gewelddadig treffen komt. ‘Wat een verspilling’, verzucht iemand als die een blik werpt op de twee dode jongens. Een passende constatering na dit tragische verhaal. Mooi boek dit!