Dit is een heel interessant boek over kaarten. In mij geval is het erg moeilijk om daar een saai boek over te schrijven, want al vanaf dat ik kind was, ben ik gefascineerd geweest door kaarten, atlassen en alles wat daarmee samenhangt. Ik heb zelf vele kaarten van fantasiewerelden getekend, en bijvoorbeeld een wereldkaart waarop alle tochten van ontdekkingsreizigers stonden ingetekend (nog zo’n fascinatie die ik als kind had).
Simon Garfield vertelt met een aanstekelijk enthousiasme en in een zeer prettige stijl over de geschiedenis van de kaartenmakerij in een twintigtal hoofdstukken die je ook prima los kunt lezen. Zijn scope is hierin ontzettend breed. Hij begint natuurlijk met de klassieke cartografen zoals Ptolemeus en Eratosthenes. En natuurlijk heeft hij het ook over de gouden eeuw van de cartografie, de 17e eeuw, waarin ook Nederland een aanzienlijke rol speelt, met als hoogtepunt de Atlas Maior van Blaeu (die ik thuis heb).
Maar ook belicht Garfield tal van curiositeiten. Hoe kon het zo zijn dat Amerika is genoemd naar de vrij onbeduidende Amerigo Vespucci? Hoe slopen er tal van hardnekkige misverstanden in de kaarten (zoals het eiland California, en Terra Australis Incognita)? Was er een schat op de plaats van het kruisje op de schatkaart die model stond voor Treasure Island?
Ook aan moderne verschijnselen gaat Garfield niet voorbij. Het gebruik van kaarten in computerspellen als Grand Theft Auto, de revolutie die Google met haar Maps heeft bewerkstelligd, de navigatiesystemen in auto’s, alles wordt belicht op een smakelijke, interessante en vaak verrassende manier.
Het moge duidelijk zijn: dit is een heel fijn werkje! Lezen!