Paul Auster is een van mijn favoriete schrijvers en met dit boek verstevigt hij die status. Wat een heerlijk, kostelijk, prikkelend en fantasierijk boek is dit toch weer! Het verhaal heeft een jonge man in de jaren 70 als hoofdpersoon. Auster, die zelf zo oud was in die tijd, blijft dus heel dicht bij zichzelf. Ook speelt alles zich af, net als zo vaak in New York, de woonplaats van hem. Maar waar Auster geografisch dus nogal beperkt blijft, is zijn fantasie onbegrensd.
Hiermee is hij bijna een beetje het tegendeel van Dan Brown, zou je zeggen. In het boeiende interview met Twan Huys in College Tour zei Dan Brown dat voor hem een locatie in een verhaal cruciaal is. En dit blijkt ook wel uit zijn boeken, die steevast op bijzondere plekken plaatsvinden, zoals Rome, Parijs en Venetië en waarin je uit ten treure moet lezen over hoe Robert Langdon door de Calle Jadajada rent om uit te komen op de Piazza Bladibla, etc. etc.
Paul Auster, naar mijn mening vele malen de betere schrijver, bewijst echter dat dit onzin is. Als de Woody Allen van de literatuur blijft hij lekker in New York en bewijst dat je ook zo een ronduit meeslepend verhaal kunt schrijven. Hoofdpersoon is de jonge Marco Fogg, die nogal wankelmoedig is, en van crisis naar crisis holt. Hij sterft bijna als zwerver in New York, voor hij zijn leven even op de rit lijkt te krijgen als assistent van de nogal buitenissige, hoogbejaarde en steenrijke Thomas Effing. Maar dan liggen er nog enkele worstelingen op hem te wachten, waarin zijn Chinese vriendin en de vader die hij nooit kende een rol spelen.
Dit alles beschrijft Auster meesterlijk en buitengewoon treffend, zoals we van hem gewend zijn. En ook dit boek zit natuurlijk weer vol met de kostelijke verhaaltjes in de verhaaltjes, zijsprongen en bijzondere thematieken, waarin alles op de een of andere manier aan elkaar is verbonden. Kortom: een geweldig boek van een dito schrijver. Top!