Dave Mitchell is een bij mij zeer geliefde schrijver, niet in de laatste plaats om zijn briljante boek ‘Wolkenatlas‘, dat ik gewoon maar eens even een plaatsje heb gegund in mijn top 5 AT van de wereldliteratuur. Omdat het kan, zullen we maar zeggen. En om die reden was deze nieuwste worp van hem natuurlijk een absolute must-read!
Het is meteen al zeer hoopgevend als blijkt dat dit boek duidelijk geen vervolg is op de ‘conventionele’ historische roman ‘Jacob de Zoet‘, maar juist veel meer in het verlengde ligt van ‘De geestverwantschap‘ (het ijzersterke debuut van de schrijver) en voornoemd meesterwerk ‘Wolkenatlas’ (Cloud Atlas). Het is namelijk wederom een raamvertelling waarin diverse losstaande verhalen worden verteld, die toch allemaal met elkaar te maken hebben. Net als in ‘Cloud Atlas’ spelen die verhalen ook in verschillende tijden.
Dat belooft veel goeds. En vanaf de eerste pagina bewijst Mitchell weer meteen dat hij een heerlijke vertelstem heeft. Soepel proza, originele vondsten en metaforen, levensechte karakters. Veel humor, ook.
Centrale persoon in het boek blijkt al snel het Britse meisje Holly Sykes te zijn en in het eerste deel volgen we haar als ze op haar vijftiende wegloopt van huis. Vervolgens lezen we onder meer over de frauduleuze student Hugo Lamb, oorlogscorrespondent Ed Brubeck, de worstelende schrijver Crispin Hershey en dezelfde Dr. Marinus die we al kennen als personage uit ‘Jacob de Zoet’, om ten slotte weer terug te keren bij Holly. Al deze delen worden niet alleen verbonden door deze Holly (die in elke verhaallijn terugkomt), maar ook door een doorlopende intrige rondom twee rivaliserende groepen van onsterfelijken. Deze Anchorites en Horologists zijn een soort hybride tussen de onsterfelijken uit ‘Highlander’ en de breinvampiers uit Dan Simmons’ ‘Carrion Comfort’.
Hiermee vormt fantasy dus een duidelijke onderlaag in dit boek. Maar, alhoewel ik het concept onsterfelijkheid heel interessant vind (zie bijvoorbeeld mijn verhalenserie ‘Monologen van een onsterfelijke’), vormt juist deze fantasy-laag het minste aspect van het boek. Mitchell is toch met name tomeloos op dreef in de realistische passages, als hij in de huid kruipt van gewone mensen, zoals de jonge puber Holly of de cynische schrijver Crispin. En dan is dat hele fantasy-plot over de finale eindstrijd tussen twee mysterieuze gezelschappen van onsterfelijken, toch een beetje een ongenode gast. Daar komt ook nog eens bij dat dit plot zich redelijk voorspelbaar voltrekt en soms wat gekunsteld aandoet. Alsof Mitchell in deze passages van het boek toch wat minder op dreef was. En plottechnisch is het ook allemaal een beetje gek; want waarom lees je uitgebreid over bijvoorbeeld de jeugdige Holly, als die wederwaardigheden van nul betekenis zijn voor het plot? Je hebt daardoor een beetje het idee dat het hele boek weinig substantie heeft.
Zo zijn er dus wel wat dingen die een beetje wringen in dit boek. En hiermee is het niet helemaal geslaagd. Naast voornoemde redenen komt dit misschien ook wel omdat Mitchell duidelijker dichter bij zichzelf is gebleven (een ‘kwaal’ waar Michael Chabon in diens laatste worp ook al aan leed). In het verhaal van Ed Brubeck kan Mitchell wat persoonlijke frustraties kwijt over de Irak-oorlog (ja, Blair krijgt een flinke oorwassing) en in het verhaal over Crispin Hershey kan Mitchell natuurlijk heel veel kwijt over zijn eigen schrijverswereldje. Erg leuk, maar misschien blijft Mitchell iets te dicht bij zichzelf…
Mitchell is ook al duidelijk niet blij met de huidige gang van zaken in de wereld, met haar overcomsumptie en verspilling van grondstoffen. Hij laat om die reden niet na om in het slot van het boek een inktzwart korte-termijns-toekomstbeeld op je los te laten. Hierin is de samenleving zoals we die kennen (ca. 40 jaar vanaf nu) door energietekorten teruggevallen in de Duistere Middeleeuwen. Net als Dan Simmons ziet Mitchell dus binnen een halve eeuw groot onheil op ons afkomen; ik begin me bijna zorgen te maken!
Naast voorgaande zaken, moet ik constateren dat Mitchell er verhaal- en stijltechnisch beduidend minder in geslaagd is om in elk deel een eigen geluid aan te slaan dan in ‘Cloud Atlas’. Overal hanteert hij dezelfde ik-vertelstijl en overal zijn zijn personages even vlotgebekt; of witty, zoals ze in Engeland zouden zeggen. Hier klinkt teveel de stem van de schrijver door, denk ik. Het is jammer dat Mitchell er hiermee veel minder goed in slaagt een boeiend bouwsel van heel diverse verhalen te bouwen.
En wat is dan de conclusie? Dit boek is in ieder geval wel weer een kostelijke leeservaring geworden, dat is duidelijk. Maar zo oorspronkelijk als ‘Cloud Atlas’? Nee, niet echt. Maar toch is dit zeker een boek om niet te laten liggen. Alhoewel ik wel eenieder zou aanraden om eerst ‘Cloud Atlas’ te lezen!