Boekrecensie ‘In koelen bloede’, Truman Capote

Dit zeer bekende klassieke boek van Truman Capote (schrijver ook van ‘Breakfast at Tiffany’s’) wordt omschreven als magistraal (ten minste: op de achterflap) en dat is naar mijn idee niet overdreven. Want dit is een werkelijk zeer indrukwekkend stuk werk, waarvoor Capote zich zeer diep heeft ingegraven in een werkelijk gebeurde misdaad-geschiedenis en deze enorm gedetailleerd beschrijft. Alles draait om de moord op het boerengezin Clutter uit Kansas: goede, aardige mensen, die op een fatale nacht worden bezocht door twee ex-gedetineerden: Dick en Perry, die hopen er een volle kluis te vinden (helaas). En meteen is het boek al spannend als Capote enerzijds in een paar krachtige streken de Clutters neer zet (je gaat meteen van ze houden) en anderzijds er verslag van doet hoe de daders onhoudbaar hun prooien naderen. Juist omdat jij wel weet wat er staat te gebeuren, is dit bloedstollend om te lezen.

Capote beschrijft alles en iedereen uitgebreid. Alleen de moorden zelf laat hij lang onbesproken. Daar wordt pas later op ingegaan, als de zielenroerselen van de beide daders (allebei gemankeerde mannen met moeizame levensgeschiedenissen) diepgravender worden beschreven. Natuurlijk wordt dan ook ingegaan op de rechtszaak en op het doodvonnis, dat beide daders niet zullen ontlopen. Jaren later is dan hun executie en naar verluidt was Capote hier ook weer zelf bij aanwezig. Hij beschrijft deze dramatische gebeurtenis al even indringend.

Ik koelen bloede is een heel bijzonder boek, dat veelgeroemd is als het eerste goede voorbeeld van ‘literaire non-fictie’. En het is zeker het lezen waard!

Boekrecensie ‘Schrijfstijl’, Heidi Aalbrecht

aalbrechtVan alle boeken uit de Schrijversacademie-bibliotheek is dit misschien wel het boek dat je het snelste er nog even bij pakt; het heeft immers veel weg van het ‘groene boekje’. In dit ‘witte boekje’ gaat het niet om allerlei vage schrijftechnische zaken; maar om duidelijke regels inzake schrijfstijl. Zinsbouw, stijlmiddelen en bijvoorbeeld ook spelling (d of t, de tussen n, en zo meer van dat soort breinbrekers). Allemaal zaken waaraan je soms nog even aan herinnerd moet worden.

Hiermee is dit een heel zinvol en leerzaam boek. Aalbrecht geeft tal van voorbeelden welke taalfouten worden gemaakt in gepubliceerde teksten: met de verteltijd, slechte samengevoegde zinnen, onnodig ingewikkelde zinnen, omgang met beeldspraak, etc. Ook boeiend is de passage over het kiezen van het juiste woord, waar veel over te zeggen valt. Wees bijvoorbeeld zo specifiek mogelijk; ik hoor het ook Peter van Beek, mijn schrijfdocent bij de Schrijversacademie, geregeld zeggen.

Een van de beste boeken uit de Schrijversacademie-reeks, naar mijn idee! En interessant voor iedereen die zich bezighoudt met het geschreven woord.

Boekrecensie ‘Gimmick!’, Joost Zwagerman

GimmickfotoVan de recent uit het leven gestapte Joost Zwagerman was ik in ieder geval over zijn boekenweekgeschenk ‘Duel’, ronduit lovend. Dit boek kon me echter niet bekoren. Een nogal leeg relaas over een Amsterdamse kunstenaar die een beetje nietsend, feestend, drugs gebruikend de dag doorkomt. Ook iedereen in zijn omgeving, het hoofdstedelijk yuppenwereldje, rommelt eigenlijk maar wat aan, hetgeen ook zichtbaar is in de kunst die ze maken. Alles mag en kan immers, niets is te gek. Misschien een aardig tijdsbeeld, maar ik vond het niet zo bijzonder.

Gedateerd is het boek ook, dat toch alweer uit de jaren ’80 stamt. Daarmee vond ik dit niet echt een groot succes.

Boekrecensie ‘Dialogen schrijven’ Don Duyns (red.)

duynsNog een boek uit de Schrijversacademie-bibliotheek, deze bundel met opstellen van verschillende schrijvers over het onderwerp ‘Dialogen schrijven’. Dit is een heel aardige boek met soms hele verhelderende stukken over hoe je een goede dialoog schrijft. Niet alleen in proza, maar ook in andere genres als film en toneel. Ik moet wel toegeven dat ik me beperkt heb tot de stukken over proza.

De belangrijkste les wat mij betreft is, dat goede dialogen een wankel evenwicht moeten bewandelen tussen aan de ene kant stilering en aan de andere kant geloofwaardigheid. Wat betreft het eerste: natuurlijk kun je geen gesprekken uit het dagelijkse leven opnemen in je boeken. Die zitten immers vol met ehhs en ahhs, gestamel, half afgemaakte zinnen, taalfouten, herhalingen, etc. Als schrijver zul je de dialogen mooier moeten maken op al deze vlakken; stileren. Dat sluit aan bij de centrale boodschap uit Story van Robert McKee: verhaal is een metafoor van het leven. Aan de andere kant moet de dialoog wel geloofwaardig blijven; je personages zouden zo moeten kunnen praten (en je lezer moet hierin kunnen meegaan).

Hiermee is dit een heel bruikbare bundel, waarbij met name de opstellen van Brokken, Verbogt, Appel en Christophe, zeer interessant waren.

Boekrecensie ‘Van kort verhaal naar roman’, Inge Schouten

schoutenIk lees nog steeds boeken van de leeslijst van de Schrijversacademie, zoals ook dit werkje van Inge Schouten. Dit boek lijkt een beetje op twee gedachten te hinken: is het nou een algemeen schrijfboek? Of moet het nou specifiek uitdiepen wat het verschil is tussen een kort verhaal en een roman? Verschillende keren had ik in het boek het idee dat Schouten ertoe neigde het tweede te vergeten en zich te verliezen in algemene schrijftheorie. En als ze zich dit dan weer opeens herinnerde, volgde bijvoorbeeld snel een tekstvak met verschillen tussen beide genres met wat obligate oefeningen.

Nou is de opdracht die ze blijkbaar heeft meegekregen ook niet simpel; want welke wetmatigheden zijn er nou eigenlijk? Natuurlijk: een roman is groter, dus daarin passen meer personages, die je ook uitgebreider tot ontwikkeling kunt laten komen. Natuurlijk biedt ook een roman meer gelegenheid voor een ingewikkelder verhaalstructuur, meer variatie in verhaalruimte en tijd en een breder opgespannen spanning. Maar welke regels zijn er? Helaas weet Schouten bij deze materie niet te komen met opvallende inzichten.

Mede hierdoor vond ik Schouten’s boek niet bijzonder: het blijft allemaal erg algemeen, oppervlakkig en het drijft op citaten van anderen. De schoolmeesteres-toon met al die tussenliggende opdrachtjes had ten slotte voor mij ook niet gehoeven.

En dan nog even over het begin en einde van dit boek. Allereerst de proloog, die ze verhalend begint met de volgende zin: “Het is winderig als ik naar de Verlengde Hoogravenseweg rijd. En donker.” Ik vroeg me meteen af of Schouten expres deze armoedige opening geschreven had. Want zowat alle stelregels die ik in eerdere schrijfboeken ben tegengekomen, verzetten zit hiertegen. Misschien was het Jan Brokken, ik weet het niet zeker meer, die je aanraadde om toch vooral niet in je eerste zin vrijblijvend over het weer te beginnen; die neiging zie je heel vaak bij beginnende schrijvers die zich zichtbaar tijdens het schrijven nog moeten opwarmen. En was het Brokken die je aanraadde de lezer met de eerste zin meteen op scherp te zetten? Zoals de beginzin van ‘Kroniek van een aangekondigde dood’ van Garcia Marquez (een  veelvuldig genoemd voorbeeld). Dat doet Schouten niet in ieder geval. En zo was deze beginzin wonderlijk genoeg blijkbaar zonder verdere bijbedoelingen echt serieus bedoeld.

Niet alleen op de beginzin van de proloog is veel aan te merken, ook  de slotzin van de epiloog: ‘En moge de handreikingen in dit boek je op weg helpen naar een verdomd goede roman’. Wat plechtstatig! En hoezo dat ‘verdomd’? Hier spreekt een schrijfster die zich geen houding weet te geven; een afstandelijke schooljuf die een leerling hooghartig de les leest, om dan schutterig afscheid te nemen met een joviale tik tegen de bovenarm. Tja, Schouten weet misschien wel iets te vertellen over schrijftechniek, maar stijl? Hmmmm….