John Toxopeus zat net als mij enkele jaren geleden in een schrijfclubje; Octopus en later Post-Octopus. We beoordeelden elkaars verhalen en discussieerden hierover. Al jaren is hij buiten beeld geraakt, tot ik ik zijn naam op de Schrijvers-pagina van Facebook tegenkwam. En wat blijkt: John heeft aardig aan de weg getimmerd! Met diverse publicaties in tijdschriften en enkele uitgegeven verhalenbundels is hij denk ik de meest succesvolle van ons kleine groepje.
Goede reden om eens een boek van hem te lezen. En ik moet toegeven: John Toxopeus kan een verhaal vertellen! De gebarsten vaas op de cover is goed getroffen, want ook in vrijwel al zijn verhalen gaat het over grotere en kleinere barstjes in de omgang tussen mensen. Daar waar het wringt en schuurt, dat is het domein waar John in zit te wroeten.
Wat betreft de schrijfstijl was dit boek verder een ‘feest’ der herkenning. John schrijft in de sobere uitgebeende stijl die in schrijfland de boventoon voert: vooral extreem zuinig omgaan met het gebruik van bijvoeglijke naamwoorden en ook zeker veel te raden overlaten. Deze schrijfstijl, die van de lezer vraagt dat die zelf de boel bij elkaar puzzelt, kon me toen al niet erg bekoren en dat doet die eerlijk gezegd nog steeds niet. Ik kan me herinneren hoe John en ik wat dat betreft vaak botsten: ik vond John’s verhalen te minimalistisch en bovendien teveel gaan over alledaagse dingen. John vond mijn verhalen dan weer too-much en ook vaak ongeloofwaardig, want te ver van mijn bed (ten minste: zo interpreteerde ik dat). Ik weet in ieder geval zeker dat hij niets kon met Ontwaken, mijn verhaal over Behruz Mazin, de nieuwe leider van de Hezbollah.
Nou ja, zo smaken de schillen, zou mijn broer zeggen. En dat zal ook wel niet anders worden. Maar hoe dan ook vond ik dit boek leuk om te lezen!
Net als bij het 
Het boeiendst aan dit boek is de compositie van het verhaal. Dat begint namelijk met hoe de twee hoofdpersonen, Pajarito en Marciano, beide dodelijk gewond ergens in de modder liggen op een kermis. Hoe ze hier terecht gekomen zijn wordt pas aan het einde duidelijk. In het tussenliggende deel van het boek lezen we in flashbacks meer over de beide jongens, zonen van twee rivaliserende steenbakkers en in hun kindertijd boezemvrienden van elkaar. Het is een rauw relaas, over mannen die vooral in het café rondhangen en hun gezin en werk verwaarlozen. Een relaas over machismo, gepassioneerde vijandschappen en uit de hand lopende ruzies. En dat alles onder de genadeloos schroeiende zon die permanent boven het stoffige uitgedroogde Argentijnse dorpje hangt waar het verhaal speelt.
Ik had nog nooit iets gelezen van deze schrijver, die wordt geroemd als de belangrijkste hedendaagse vaandeldrager van de grootste Dickensiaanse epossen. Als Dickens-fan begon ik daarom eindelijk maar eens aan dit boek.