Dit boek is misschien wel te zien als een soort vervolg op La Superba, dat kortweg gaat over de tijd dat de schrijver verbleef in Genua. Het boek is heel ‘meta‘, in de zin dat het óók steeds gaat over het schrijven van dit boek. En wonderlijk genoeg lopen het boek en het schrijven van dit boek steeds gelijk op. Zo staat er ergens een zin in de geest als: “Als ik dát aan het begin van dit hoofdstuk geweten had, dan was …” Heel bijzonder…
In dit boek lezen we erover hoe een nieuwe liefde, Clio, onze schrijver meevoert naar Venetië. En hoe, nadat deze relatie is verbroken, Pfeiffer terechtkomt in een verlopen hotel, natuurlijk het hotel uit de titel.
Hier moest ik meteen denken aan The Grand Budapest Hotel, de meesterlijke film van Wes Anderson, waar ook al een prominente rol is weggelegd voor de piccolo. De piccolo in dit boek is Abdul, een vluchteling. Zijn verhaal over zijn barre tocht naar Europa vormt één van de vele lijntjes in dit boek (eentje die qua thematiek heel erg aansluit bij La Superba overigens).
Maar dit boek vertelt veel meer. Een belangrijk thema is het massatoerisme, dat Pfeiffer in alle vormen verafschuwt en genadeloos te kijk zet. En de teloorgang van Europa als een ‘Avondland’, dat leeft in haar verleden, is een ander belangrijk thema. Pfeiffer kan daar allemaal heerlijk over vertellen in een overdadige barokke stijl vol ronkende volzinnen, scherpzinnige beschouwingen en poëtische overpeinzingen. Pfeiffer is dan nog op zijn best als hij op hele eloquente wijze een bepaalt fenomeen fileert, meestal niet al te positief natuurlijk.
Hiermee is dit wederom een zeer boeiend boek van zonder meer één van de meest interessante schrijvers in het Nederlandse taalgebied.