Dit boek gaat over een jachttrip van een viertal ergens in de outback van Canada: een grootvader, vader, zoon en de kennis Tom. Het is een plek waar deze familie geworteld is en waar ze elk jaar komen om herten te schieten. We volgen in het verhaal de 11-jarige zoon, die voor het eerst een geweer mag dragen. Maar al snel gaat het mis als ze bij aankomst tegen een stroper aan lopen.
David Vann verhaalt hierover in een bijzondere, in ieder geval zeer literaire stijl. Vele zinnen en observaties zijn heel mooi, dat is zeker waar. Maar makkelijk lezen is het geenszins. Ook door de bijna hallucinante denkwereld van de jongen en de vele referenties naar de Bijbel.
Intussen is de toon van het verhaal grimmig, ‘Cormac McCarthy‘-grimmig zelfs. Tussen de familieleden lijkt er niets te bestaan van liefde en dat er een dode (of twee) moet vallen lijkt al meteen duidelijk. Enkele scenes, zoals het schieten van een hertenbok, worden in al hun gruwelijkheid beschreven. Hiermee is het zeker geen vrolijk boek om te lezen, maar wel heel fascinerend en bijzonder.