Dit boek, dat ik maar eens heb gekocht bij de lokale boekhandel, is natuurlijk beroemd door de bijzondere Booker-prijs die het ontving (wel in de vertaling overigens).
Het is een nogal duister en zwartgallig relaas over een zwaar gereformeerd gezin, dat steeds disfunctioneler wordt na de dood van oudste zoon Matthies (hij komt om bij een schaatsongeval, één van die typische Nederlandse dingen die in het boek zitten). Dat de hele veestapel in de MKZ-crisis moet worden geruimd maakt het er niet beter op.
Verteller is de 12-jarige dochter die ook al helemaal in haar eigen wereldje zit en bijvoorbeeld categorisch weigert haar jas nog uit te doen. Rijneveld zet de belevingswereld van dit meisje heel bijzonder neer: hoe klein haar wereldje ook is (haar broer, zus, ouders, de dominee, de veearts en een buurmeisje, dan hebben we het wel gehad), haar fantasie is onbegrensd. En die is soms heel kinderlijk; zo meent ze echt dat haar ouders Joden in de kelder houden (wie eten anders die lekkernijen op die zij nooit krijgt?) en heeft ze allerlei vreemde associaties en kronkels in haar hoofd. En dan heb ik nog niet eens haar voorliefde voor al het dierlijke en aardse en haar nogal sinistere fascinatie voor de dood benoemd. Dit alles vertelt Rijneveld in een heel zintuiglijke, poëtische stijl, vol met heel eigenzinnige en originele bewoordingen en associaties.
In totaal kun je op zijn best spreken van een heel oorspronkelijk boek van een schrijver met een heel eigen stem. Aan de andere kant is het boek naar mijn smaak echt iets te naargeestig en zwaar. Zo lees je dit boek in het besef dat het best wel goed is, maar zonder het eigenlijk echt leuk te vinden.