Het is volgens mij nog nooit voorgekomen dat ik twee boeken van dezelfde schrijver heb gelezen waar ik een zo andere mening over heb. Van Thomése heb ik namelijk, naast zijn eerste J. Kessels-boek, ‘Vladiwostok!’ gelezen en dat sprak me totaal niet aan: dit boek werd naar mijn idee te zeer verpest door de grote lelijkheid van de twee hoofdpersonen; een politicus en zijn spindoctor.
Het is zoals gezegd dan wel wonderlijk dat ik over dit boek, ‘De onderwaterzwemmer’ zo’n diametraal ander oordeel heb. Ik vind dit namelijk echt een ongelooflijk mooi pareltje. Krachtig geschreven in een stijl die staat als een huis en volgepakt met ijzersterke metaforen en observaties.
Het verhaal is ook nog eens heel boeiend. Dat gaat over Tin, wiens leven wordt overschaduwd door twee grote verliezen. Het eerste betreft zijn vader die wordt verzwolgen door de rivier als ze in oorlogstijd de overkant proberen te bereiken in een nachtelijke zwemtocht. De veertienjarige Tin is radeloos en het ergste is nog dat zijn moeder het hem verwijt dat hij uiteindelijk alleen thuis komt.
Het tweede verhaal gaat over een doldrieste zoektocht naar de albino die Tin’s vrouw Vic via Foster Parents Plan al lang steunde. Tin is vanaf het begin tegen deze reis naar donker Afrika en kleurt met zijn sceptische visie op de onderneming de gebeurtenissen prachtig in. Maar dan gaat het echt mis als iedereen in een ontmoeting in een armetierig durp in de rimboe elkaar verkeerd begrijpt, en Vic zoek raakt. Ze zal niet veel later sterven als gevolg van een ernstige ‘coup du soleil’ (zonnesteek). En zo wordt Tin voor de tweede keer op bizarre wijze verlaten door een naaste. En weer voelt hij zich schuldig en lijdt hij aan ‘aanwezigheidsschaamte’…
Het boek sluit af met een scene in Cuba, heel veel later, als hij inmiddels bejaard, verbitterd en zwaar gewond in een smoezelig ziekenhuis ligt, verlangend naar de dood. Maar dan krijgt hij bezoek van zijn kleinzoon…
Maar laat ik niet verder vertellen, want iedereen moet dit boek echt zelf gaan lezen!