Boekrecensie ‘Leven in de Tower of Story’, David Mitchell

Dit boekje is de weerslag van een lezing die de bij mij zeer geliefde David Mitchell hield in nota bene Nederland, bij een VanderLeeuw-lezing (nooit van gehoord, maar zij blijken vele interessante gasten te hebben gehad).

Ik moest het natuurlijk metéén lezen. Niet alleen omdat ik Mitchell, geweldig vindt, maar ook omdat eerdere boeken die ik heb gelezen van schrijvers die gingen over het schrijven maar al te vaak kostelijk waren: “Over leven en schrijven” van Stephen King en “Brieven aan een jonge romanschrijver“, van Mario Vargas Llosa moet ik dan zeker noemen.

En dit boek is zelfs méér dan kostelijk, want wat is Mitchell toch een fijne en erudiete verteller! Ik voelde ook een nog grotere verwantschap dan eerder, toen hij vertelde hoe hij vroeger al werelden schepte door fantasiekaarten te tekenen en dingetjes in BASIC te programmeren. Want, verrek: dat deed ik allemaal óók. Net als dat ik natuurlijk schrijf (alhoewel: op een iets ander niveau natuurlijk). En dan heb ik het nog niets eens over het belangrijkste wat me bindt aan Mitchell, namelijk dat óók hij stotteraar is. Hij framet het als een blessing in disguise, omdat je als stotteraar wordt gedwongen heel snel met synoniemen te komen, als je bepaalde moeilijk uit te spreken letters (of eigenlijk: klanken) wilt vermijden.

Maar natuurlijk heeft Mitchell veel meer zeer interessante observaties voor je in petto. Zoals dat ‘iwaths‘ bij hem heel belangrijk. Dat zijn kleine snippertjes realiteit, die je alleen kunt weten als je er zelf bij was (‘I was there’) en die een verhaal enorm veel kleur en realiteitsgehalte geven. Zoals, noemt Mitchell, dat als je door een een hevige sneeuwbui fietst, er altijd minimaal één sneeuwvlok door de binnenkant van je mouw omhoog kruipt.

Alleen al dit soort prachtige observaties maakt dit een fantastisch boekje, waarin naast de lezing ten tweede ook een bespiegeling van wetenschapsjournaliste Ionica Smeets en een interview met de schrijver is opgenomen.