Dit is één van de weinige boeken die ik nog niet van Paul Auster, een favoriete schrijver van me, heb gelezen. En dat is weer genieten. Het verhaal is voor Austeriaanse begrippen vrij recht toe recht aan en gaat over het leven van het jonge straatschoffie Walt. In het St. Louis van begin Twintigste Eeuw wordt hij door een zonderling in de leer wordt genomen met de belofte dat hij Walt zal leren om te vliegen. Een knotsgekke premisse natuurlijk, maar na een lange studie bij deze Meester Jehudi, en veel ontberingen slaagt Walt er nota bene echt in om te zweven. Met zijn Meester breidt Walt zijn kunsten uit tot een kermisact waarmee ze het achterland van Amerika door trekken in de ‘Roaring Twenties’, om vervolgens te stranden op de drempel van het succes. Walt ontwikkelt namelijk ondraaglijke hoofdpijnen met zijn zweef-act en hij is genoodzaakt te stoppen. Maar dat is niet het laatste van zijn ongeluk, want op weg naar Hollywood voor een nieuwe start worden ze aangevallen door zijn gewelddadige oom Slim, die Meester Jehudi doodt. Maar laat ik niet meer verklappen.
Het verhaal is meeslepend en bijzonder en daarom absoluut weer een traktatie. Wat echter in dit boek minder gebeurt dan in vele van Auster’s andere zijn de verhaaltjes-in-de-verhaaltjes en de loopjes met de werkelijkheid en alles daarbuiten, waar ik deze schrijver juist zo om waardeer. Maar desondanks was dit boek zeer de moeite waard!