Dit boek is in alles weer een typische Auster. Ten eerste door de vele verhalen die door elkaar heen worden verteld, als een matroesjka-pop die open spat. Die verhaaltjes in een verhaaltje in een verhaaltje hebben een bijna vervreemdend effect. Zo is ‘Orakelnacht’ een verhaal dat Nick Bowen leest in een verhaal dat hoofdpersoon Sidney Orr weer aan het schrijven is. Snap je het nog?
Wat ook weer typisch Auster is, is dat al deze verhaaltjes weer ergens met elkaar samenhangen; niets is toevallig en met al die verhaaltjes is Auster altijd iets aan het exploreren. Een thematiek die een centrale rol in dit boek speelt is bijvoorbeeld de vraag of verhalen ook een voorspellend karakter kunnen hebben. Niet voor niets legt Auster de fictieve auteur John Trause in de mond dat hij vindt dat verhalen niet het verleden horen te rapporteren, maar een sluier moeten wegnemen van de toekomst. Dit verklaart ook deels de titel ‘Orakelnacht’.
Wat ook weer typisch Auster is, is dat er geen keurig rond verhaal wordt verteld met een duidelijk begin en einde. Daarvoor is Auster een veel te experimentele en abstracte schrijver. In dit boek vond ik dit overigens wel een belangrijk manco, waardoor ik het boek uiteindelijk toch niet helemaal tevreden afsloot.
Concluderend kun je spreken van een weer heel interessant boekwerkje, maar niet het beste dat ik van Auster heb gelezen.