Boekrecensie ‘Stad der dieven’, David Benioff

4fd2a3956786e4.56391881Zelden, slechts zeer zelden komt het voor dat een boek me volledig omver blaast. De laatste jaren had ik die ervaring slechts met twee boeken, namelijk met ‘Wolkenatlas’ van David Mitchell en ‘Roem’ van Daniel Kehlmann. Vooruit: ‘Dit zijn de namen’ van Tommy Wieringa en ‘Beatrice en Vergilius’ van Yann Martell schurkten hier misschien ook wel dicht tegenaan. Maar dan houdt het ook wel zo’n beetje op.

Stad der dieven’ kan echter nu vol overtuiging aan het voornoemde illustere rijtje worden toegevoegd, want ja: dit boek is echt bril-fucking-jant. Benioff kende ik al van een hele fijne verhalenbundel en natuurlijk als showrunner van ‘Game of Thrones‘. Ik was dan ook vol verwachting toen ik dit boek er bij pakte. En niet voor niets: ‘Stad der dieven’ sleurde me vanaf het begin meteen het weergaloze verhaal in en liet me tot de laatste pagina niet meer los. Het draait allemaal om de jonge Lev, die wordt opgepakt door de Russische autoriteiten in het door de Duitsers omsingelde Leningrad (we praten WOII) en dan, samen met zijn medegevangene, een bizarre klus krijgt. Ze moeten een doosje eieren regelen voor de kolonel; diens dochter gaat namelijk trouwen en dan moet er wel taart zijn! Dat dit in het uitgehongerde Leningrad (liefkozend ‘Piter’ genoemd door de bevolking) een onmogelijke opdracht is, doet niet ter zake: als beide jongens falen zullen ze zonder genade voor het vuurpeloton gezet worden.

Het is het begin van een absurd en meeslepend avontuur vol ongedachte plotwendingen. Natuurlijk wordt het diverse malen allemaal zeer grimmig en gruwelijk, in die rauwe realiteit van de oorlog, maar Benioff weet de toon toch merkwaardig licht te houden. Dit is met name te danken aan Kolja, de jonge deserteur die met Lev die onmogelijke opdracht heeft gekregen en heerlijk onderkoeld en lichtvaardig op alle vreselijke situaties reageert. Met hem heeft Benioff een prachtig en gedenkwaardig personage geschapen: zo iemand die je nog tijden bij blijft. Net zoals ik dat bijvoorbeeld had met Robert Frobisher (uit Mitchell’s genoemde klassieker), Bernie Gunther (uit de boeken van Philip Kerr) of Melanie Fuller (uit ‘Carrion Comfort’ van Dan Simmons). Nikolaj Aleksandrovitsj Vlasov, zoals hij voluit heet, is rap van tong, snel van geest en kan zich hiermee uit menig netelige situatie redden. De uitzichtloze situaties waarin hij zich veelal bevindt neemt hij verder op met een opmerkelijke luchthartige nonchalance, alsof alles één grote grap is en ze eigenlijk niets echt ergs kan gebeuren. En Kolja voorziet ook nog eens Lev van allerlei levenslessen te voorzien tijdens hun vele gesprekken: over de literatuur, het leven en het vrouwen.

Maar niet alleen qua personages is het smullen geblazen. Het boek heeft namelijk alleen maar fortes: zo heeft het heel veel vaart, een geweldig plot en ook een prachtige –maar ook genadeloze– climax. Een fenomenaal boek kortom, waarin werkelijk elke zin goed getroffen is. Heel, heel erg knap!