Dit is natuurlijk het langverwachte derde deel van de trilogie die begon met ‘Wolf Hall‘ en ‘Het boek Henry‘ en die verhaalt over de opkomst en ondergang van Thomas Cromwell. Als man van zeer eenvoudige komaf wist hij zich op te werken aan het hof van koning Henry VIII tot zo’n beetje de machtigste man van het Engeland van halverwege de zestiende eeuw.
In de eerste twee boeken hebben we gelezen over zijn opkomst aan het hof (aanvankelijk als ‘assistent’ van kardinaal Wolsey) en hoe onder meer respectievelijk kerkgeleerde Thomas More en de tweede vrouw van Hendrik VIII, Anne Boleyn, de doodstraf krijgen. Dit laatste boek verhaalt kort gezegd over de tijd dat Cromwell aan de top van zijn macht staat en hoe hij ten slotte zelf ten onder gaat.
Wat bijzonder is aan dit boek is dat Mantel haar hoofdpersoon Cromwell veel menselijker en sympathieker neerzet dan hoe hij de geschiedenis is ingegaan (namelijk als harteloze en zelfs kwaadaardige machtspoliticus). Maar Mantel laat heel geloofwaardig een ander beeld zien: de Cromwell die ze schetst is een verstandige man met een scherp verstand, die omzichtig handelt, zijn woorden altijd goed kiest en ook duidelijk wordt gedreven door principes. In dit derde deel zien we dit bijvoorbeeld duidelijk in hoe Cromwell (hoe onverstandig het voor hem ook is) Mary, de dochter van Henry’s eerste vrouw, blijft steunen. En hoe aangedaan is als nota bene de bastaard-dochter van wijlen kardinaal Wolsey, zijn grote mentor, hem hard afwijst.
Maar tegelijkertijd moet Cromwell voortdurend voorzichtig laveren tussen de impulsieve koning Henry en de belangrijke heren van adel, zoals Suffolk, Norfolk en Exeter, die hem nooit als gelijke zien, maar altijd als slechts de zoon van een simpele smid. Cromwell weet maar al te goed hoe dun het koord is waarop hij loopt en beseft dat àls Henry plotseling zou komen te overlijden, hij waarschijnlijk niet eens meer tijdig via een haven het land uit zou kunnen uitvluchten, voor de oude adel hem aan de hoogste boom zou ophangen.
En ondertussen zijn de tijden ook nog eens moeilijk. Zo is er veel onrust in het land over het feit dat Henry uit de Roomse kerk is gestapt en een eigen kerk is begonnen. En ook moet Cromwell hoge edellieden die al te opzichtig hun koning afvallen oppakken en naar The Tower in Londen sturen, de gevangenis. Waarna ze, en daar kan hij ook vaak weinig aan doen, uiteindelijk worden onthoofd of op de brandstapel gezet.
Zo ontstaat een meeslepende vertelling waarin je steeds duidelijker begint in te zien dat het voor Cromwell wel fout moet aflopen. Met name het eind van het boek, waarin Cromwell dat zelf ook echt onder ogen moet zien, is heel mooi beschreven en bitterzoet en zeer ontroerend.
Mantel toont in dit boek wederom haar superieure stijl en haar beheersing van het onderwerp. Haar verhaal is heel erg ‘van de geest’, in de zin dat de nadruk ligt op de denkwereld van Cromwell en zijn vele gesprekken met tal van mensen. Heel veel handeling of de actie of zelfs beschrijvingen van omgevingen moet je daarom niet verwachten. Maar Mantel is er een meester in om bijvoorbeeld die vele gesprekken heel levendig te houden: heel gevat en zelfs vaak geestig. De kenschetsen van alle personages zijn scherp en haar stijl is vaak heel poëtisch, met geregeld flarden dichtregels.
Maar eerlijk gezegd is dit boek natuurlijk óók gewoon nogal een pil: in de Nederlandse uitgave meer dan 1.200 pagina’s om precies te zijn. Dus dit was zéker geen boek voor even tussendoor! Ik was ook nog eens begonnen met de originele onvertaalde Engelse versie. Maar ik ben om het voor mezelf toch een beetje behapbaar te houden, ergens op een kwart van het boek toch maar overgestapt op de Nederlandse vertaling. Die Nederlandse uitgave heeft overigens ook een veel mooiere cover!
Al met al is dit zeker een boek van de buitencategorie. Ik schat in dat het boek met groot gemak óók weer, net als de eerste twee delen, en dat is heel bijzonder, de prestigieuze Booker prijs in de wacht gaat spelen. En dat zou verdiend zijn voor deze unieke formidabele trilogie!