Boekrecensie ‘Van kort verhaal naar roman’, Inge Schouten

schoutenIk lees nog steeds boeken van de leeslijst van de Schrijversacademie, zoals ook dit werkje van Inge Schouten. Dit boek lijkt een beetje op twee gedachten te hinken: is het nou een algemeen schrijfboek? Of moet het nou specifiek uitdiepen wat het verschil is tussen een kort verhaal en een roman? Verschillende keren had ik in het boek het idee dat Schouten ertoe neigde het tweede te vergeten en zich te verliezen in algemene schrijftheorie. En als ze zich dit dan weer opeens herinnerde, volgde bijvoorbeeld snel een tekstvak met verschillen tussen beide genres met wat obligate oefeningen.

Nou is de opdracht die ze blijkbaar heeft meegekregen ook niet simpel; want welke wetmatigheden zijn er nou eigenlijk? Natuurlijk: een roman is groter, dus daarin passen meer personages, die je ook uitgebreider tot ontwikkeling kunt laten komen. Natuurlijk biedt ook een roman meer gelegenheid voor een ingewikkelder verhaalstructuur, meer variatie in verhaalruimte en tijd en een breder opgespannen spanning. Maar welke regels zijn er? Helaas weet Schouten bij deze materie niet te komen met opvallende inzichten.

Mede hierdoor vond ik Schouten’s boek niet bijzonder: het blijft allemaal erg algemeen, oppervlakkig en het drijft op citaten van anderen. De schoolmeesteres-toon met al die tussenliggende opdrachtjes had ten slotte voor mij ook niet gehoeven.

En dan nog even over het begin en einde van dit boek. Allereerst de proloog, die ze verhalend begint met de volgende zin: “Het is winderig als ik naar de Verlengde Hoogravenseweg rijd. En donker.” Ik vroeg me meteen af of Schouten expres deze armoedige opening geschreven had. Want zowat alle stelregels die ik in eerdere schrijfboeken ben tegengekomen, verzetten zit hiertegen. Misschien was het Jan Brokken, ik weet het niet zeker meer, die je aanraadde om toch vooral niet in je eerste zin vrijblijvend over het weer te beginnen; die neiging zie je heel vaak bij beginnende schrijvers die zich zichtbaar tijdens het schrijven nog moeten opwarmen. En was het Brokken die je aanraadde de lezer met de eerste zin meteen op scherp te zetten? Zoals de beginzin van ‘Kroniek van een aangekondigde dood’ van Garcia Marquez (een  veelvuldig genoemd voorbeeld). Dat doet Schouten niet in ieder geval. En zo was deze beginzin wonderlijk genoeg blijkbaar zonder verdere bijbedoelingen echt serieus bedoeld.

Niet alleen op de beginzin van de proloog is veel aan te merken, ook  de slotzin van de epiloog: ‘En moge de handreikingen in dit boek je op weg helpen naar een verdomd goede roman’. Wat plechtstatig! En hoezo dat ‘verdomd’? Hier spreekt een schrijfster die zich geen houding weet te geven; een afstandelijke schooljuf die een leerling hooghartig de les leest, om dan schutterig afscheid te nemen met een joviale tik tegen de bovenarm. Tja, Schouten weet misschien wel iets te vertellen over schrijftechniek, maar stijl? Hmmmm….