De grootmeester der hedendaagse letteren waagt zich in deze, wederom vuistdikke, roman voor het eerst aan het fenomeen ’tijdreizen’. Nu leveren tijdreisverhalen per definitie onlogische en ongeloofwaardige plots op, maar Stephen King weet de schade te beperken door een geheel eigen draai aan het thema te geven. Kort gezegd komt het er op neer dat er vanuit het heden een ‘wormhole’ is naar maar een datum, 1958. Elke tijdreis duurt 2 minuten en bij elke nieuwe tijdreis vindt een ‘reset’ plaats.
Hoofdpersoon Jake Epping krijgt te horen van de ‘wormhole’ van de terminaal zieke Al. Die is geobsedeerd met zijn missie om de moord op JFK te voorkomen. Jake neemt de missie over en zo keren we terug naar de vroege jaren 60. Het lijkt wel ‘Back to the Future’. King neemt zeer uitgebreid de tijd te vertellen over hoe Jake in dit tijdslot een leven opbouwt en een vriendin krijgt. Goed geschreven, maar heel erg boeiend?
De confrontatie met Ozzy Rabbit, oftewel Lee Harvey Oswald, blijft hierdoor nogal lang uit. Jake had al gemerkt dat het verleden niet veranderd wil worden (’the past is obdurate’), dus dat dit nogal een moeilijke missie is, is duidelijk. Dit deel van het verhaal is spannend, maar de uitkomst is nogal voorspelbaar. JFK wordt gered, maar Jake’s vriendin sterft en als Jake ‘ back to the future’ gaat, blijkt die niet bepaald in goede zin veranderd. No, I didn’t see that coming! Maar niet heus…
Hoe dan ook is deze roman vele malen beter geslaagd als Lisey’s Story, het laatste boek dat ik van King las. King bewijst hier zeker zijn (groot-)meesterschap mee. Maar naar mijn smaak had het echter korter gekund en had de plot ook wel wat verrassender gemogen. Daarom niet meer dan 3 uit 5 sterren…
‘The Walking Dead’ heeft een prima seizoen 3 achter de rug. Het verhaal is interessant omdat er veel aandacht is voor de ontwikkeling van de personages. Zo is Glenn, de kwieke voormalige pizzabezorger uit seizoen 1, nu een stuk verbetener en heeft hij een relatie gekregen met Maggie. Carl, Rick’s zoontje, wordt hiernaast wel heel snel volwassen en ’triggerhappy’. En Rick zelf gaat door een diepe crisis als zijn vrouw overlijdt.
En dan dus ‘The walking Dead‘, waar ik seizoen 1 van hem afgekeken (was ook maar 6 episodes). Het gegeven is dat van een post-apocalyptische wereld (ja, alweeeeer!) waarin 99% van de bevolking in rondstrompelende gruwelijk uitziende zombies is veranderd. Is nog niet echt aanlokkelijk. Verder is het plot soms wel erg ongeloofwaardig (zo blijft Rick, die in coma in het ziekenhuis ligt als de catastrofe gebeurt, vreemd genoeg gespaard) en blijft veel onduidelijk (is de hele wereld nu echt naar de gallemiesen? Hoe kan het zijn dat die zombies in enkele weken een hele samenleving verwoesten? Zo vlug ogen ze niet!).
Ja mijn tv is nog steeds kapot, en nee: dit is niet erg als je series als Community op je Mac kunt kijken.
Voordat ik met dit boek begon wist ik niet dat het plot van ‘The men who stare at goats’ (een hoogst vermakelijke film) is geschreven door dezelfde Jon Ronson. Niet dat het heel onverwacht is; qua thematiek ligt dit boek duidelijk in het verlengde.
Van Mark Haddon heb ik eerder Het Rode Huis gelezen, een psychologische roman die messcherp de zieleroerselen blootlegt van twee gezinnetjes die samen een weekendje doorbrengen op het platteland. Het grote inzicht in de menselijke psyche en de wijze waarop haddon dit weet te verwoorden, waren ijzersterk.
Van Thomèse had ik al eerder zijn eerste ‘J. Kessels’-boek gelezen. Ik verkeerde toen nog in de veronderstelling dat dit een luchtig tussendoortje was (een lekker plat en volks schelmenromannetje) van een verder serieuze schrijver (en zo ziet die er ook uit op de foto op de achtergrond; als een degelijke misschien wel wat saaie man).
Met nog steeds een kapotte tv ben ik de laatste tijd wat meer tv op mijn Mac aan het kijken. Bijvoorbeeld de serie ‘Community’, waarvan ik al een paar afleveringen had gezien op Comedy Central. En dat is voorwaar geen straf, bleek toen ik heel seizoen 2 ging kijken!