Recensies P-T

Fight Club | Chuck Palahniuk

12-2011 | Dit debuut van Palahniuk is een cultboek en bovendien verfilmd tot hitfilm. Maar is al dat succes wel terecht? Nu ik het boek uit heb, moet ik zeggen dat ik hierover wel grote twijfels heb. Natuurlijk, het boek heeft zijn sterke kanten: het vertelt een ongekend rauw en ongepolijst verhaal vol maatschappij-kritiek. Ook is de zeer onconventionele schrijfstijl natuurlijk ergens wel fris en opwindend, naar verluid heeft het tal van puberjongens weer aan het lezen gekregen. En, last-but-not-least, ook het verhaal over het burgermannetje dat mee wordt gesleurd in de gevaarlijke wereld van de mythische Tyler Durden is best meeslepend. Maar toch…
Toch vond ik het boek niet overtuigend. De schrijfstijl, om te beginnen, is net zo goed vervelend als bijzonder. Je zit opgesloten in de warrige denkwereld van de aan slapeloosheid lijdende hoofdpersoon. De korte hak-op-de-tak stijl vol met spreek- als niet straattaal, leidt toch niet tot een erg prettige leeservaring. Ook de centrale ‘pun’ van het boek, onze hoofdpersoon blijkt Tyler zelf te zijn, is toch wel wat erg ongeloofwaardig.
Dit alles maakt dat ik toch wel twijfel over dit boek. Aan de ene kant heeft het de kwaliteiten van een cultklassieker, die ik ook nog eens zelf citeer in deel 1 van mijn ‘Monologen van een onsterfelijke’, maar aan de andere kant, tja… vond ik het gewoon niet echt een leuk boek om te lezen.

De Quincunx | Charles Palliser

11-2009 | De Quincunx is het magnus opus van Charles Palliser, waar hij naar verluid 12 jaar aan heeft gewerkt. Met haar ruim 800 pagina en bepaald kleine kriebellettertjes is het een flinke, flinke kluif.
De ik-persoon van het boek is John Huffam (niet toevallig ook de tweede en derde doopnaam van Charles Dickens), en hij vertelt hoe vanaf zijn kindertijd zijn leven wordt bepaald door de strijd die wordt uitgevochten om het eigendom van het landgoed Hougham, iets waar hij ook een belangrijke rol in speelt.
En zo lezen we hoe Johnnie met zijn moeder en strenge kinderjuf Bissett opgroeit in een idyllisch engels dorpje. Maar John komt er langzaam maar zeker achter dat zijn moeder zich hier eigenlijk verbergt voor onbekende vijanden. Het blijkt allemaal te gaan om een ‘codicil’, een onbekende bijlage van een testament, dat Johnnie’s moeder zou kunnen aanwijzen als de erfgenaam van Hougham. Maar zij houdt het codicil angstvallig verborgen, bang als ze is dat haar ‘vijanden’ haar wat aandoen.
Maar natuurlijk kan ze zich niet eeuwig verstoppen en als ze dan uiteindelijk worden ontdekt door die vijanden, vluchten ze naar Londen…. Wat het begin is van alle ellende, want een lange en moeizame strijd om het bestaan begint. De jonge Johnnie wordt gedwongen snel volwassen te worden en overvleugelt al snel zijn bange, naieve en vaak zelfs ronduit dommige moeder. Palliser geeft in dit deel van het boek een indringend beeld van de zelfkant van het negentiende eeuwse Londen: een barre en smerige metropool met schrijnende armoede. Voor Johnnie en zijn moeder is het een vreselijke tijd en ze worden meermalen bedrogen, raken volledig berooid en verliezen uiteindelijk zelfs het codicil.
Dit deel van het boek sleept je echt mee, want je begint echt mee te leven met onze ongelukkige Johnnie, die zich moedig door al die misère probeert heen te slaan. Palliser schetst een intrigerend en zeer volledig beeld van deze tijd. Johnnie maakt echt alles mee: hij raakt betrokken in verschillende bendes (waaronder grafschenders), moet het vreselijkste werk doen (waaronder sloof spelen in een adellijk huishouden en het schilderachtige ‘riooljutten’), ziet zijn beide ouders sterven, moet meerdere keren uit vreselijke omstandigheden vluchten (hij wordt opgesloten in een gekkenhuis en in een door een sadist geleide ‘kostschool’) en wordt meer dan eens met de dood bedreigt.
Hier doet dit boek natuurlijk al snel denken aan de al eerder aangehaalde Charles Dickens, een schrijver waar ik kort geleden, hoe toevallig inderdaad, ook al over las. Heel veel Dickensiaanse elementen zien we immers in dit boek terug: hoe de sociale misstanden uit die tijd aan de kaak worden gesteld, de worsteling van een buitenstaander, een wees nota bene, om zijn plek in de maatschappij te vinden, de kwaadaardige boeven, noem het maar op, want het zit er allemaal in. Het is dan ook dit deel van het boek, dat naar mijn idee het beste is.
De mindere kanten van het boek manifesteren zich vooral aan het einde. Want tegen het einde wordt alle complotten en plotwendingen rondom de erfenis van John Huffam wel erg complex. We lezen over allerlei verwikkelingen en intriges die zich hebben afgespeeld in de vele generaties van de vijf families die afstammen van Hougham en dat wordt toch wel erg veel. Ook lezen we wel heel veel over al het denkwerk dat John moet doen om alle puzzelstukjes op hun plaats te krijgen, op basis van alles wat hij ziet en hoort. Aanvankelijk wilde ik nog wel meegaan in die zoektocht, maar aan het einde wordt het allemaal iets te complex en ondoorzichtig. Hier komt ook de obsessie van Pallisser bij dat hij alle toevalligheden in het verhaal, John ontmoet continu mensen van allerlei pluimage die allemaal op de een of andere wijze met elkaar verbonden zijn, wil uitleggen. Om blijkbaar de boodschap uit te dragen: toeval bestaat niet. Het haalt onnodig de snelheid uit het boek.
Wat wat mij betreft ook niet had gehoeven was de wel erg formalistische structuur van de vertelling: het gehele boek bestaat uit vijf boeken, die elk bestaan uit vijf delen, die elk bestaan uit vijf hoofdstukken. Zo weerspiegelt het hele boek de vorm van de quincunx (zeg maar de ‘vijf’ op de dobbelsteen), toevallig natuurlijk ook het familiewapen van de Hougham’s. Allemaal erg leuk, maar of dit nu heel erg veel toevoegt…
Wat ik ten slotte jammer vond aan het boek, was het einde. Bij lezing van dit boek had ik er steeds meer behoefte aan, dat alles uiteindelijk op zijn pootjes terecht komt, als in een Dickensiaanse vertelling. John Huffam krijgt zijn landgoed, zijn rijkdom en het meisje waar hij al van kinds af aan op verliefd was. Je gunt het hem natuurlijk ook, na al die ellende. Helaas gebeurt juist dat in dit boek niet, want Palliser breidt aan zijn verhaal een veel cynischer einde: John raakt gedesillusioneerd over zijn strijd om die erfenis die hem al heel zijn leven bezig houdt en hunkert vooral naar rust en vrijheid. Ook is hij niet meer zeker van zijn eigen drijfveren: is hij nu op zoek naar gerechtigheid of jaagt hij, net als elke andere speler in het spel rond de erfenis, alleen maar zijn eigenbelang na? Het maakt dat hij tot het einde weifelt zich als pretendent op te werpen, mede aangezien het landgoed Hougham bezwaard blijkt te zijn met loodzware hypotheken, waardoor het geheel misschien wel niets meer waard is. Allemaal erg genuanceerd natuurlijk van Palliser, maar maakt dat het slot bevredigender? Niet echt naar mijn idee. Het einde van het boek is, naast dat het nogal donker is (bijna alle hoofdrolspelers in het boek gaan ten onder), ook nog eens heel abrupt: over hoe het nu afloopt met Johnnie, tast je eigenlijk nog steeds in het duister.
Tja, niet echt de ontknoping dus waar je op hoopt. En dan heb ik het nog niet eens over die uiterst raadselachtige laatste zin van het boek gehad, die alles wat je dacht te weten over die uitgebreide en uiterst complexe intrige, weer op losse schroeven zet. Misschien had Palliser gehoopt dat hij hiermee de verwoede puzzelaars nog eens zou kunnen aanzetten om het boek nog eens te lezen, om te zien welke aanwijzingen ze misschien gemist hadden die het mysterie konden ontrafelen, maar ik vond het vooral irritant: je investeert geen 800 pagina’s leestijd in het boek om dan vervolgens te zien dat je het allemaal toch niet begrepen hebt.
En zo laat dit boek een dubbel gevoel achter. De prachtige, uitgebreide en schrijnende vertelling over de worsteling van de jonge Johnnie in het Dickensiaanse Londen was een genot om te lezen, maar die über-ingewikkelde intrige, de formalistische structuur en dat verwarrende, abrupte en ongedroomde slot hadden voor mij niet gehoeven.

Sneeuw | Orhan Pamuk

05-2007 | Orhan Pamuk kende ik als de Nobelprijswinnaar van de literatuur en daarom kocht ik dit boek van hem. De ronkende teksten opde achterflap beloofden me de belangrijkste roman uit de moderne Turkse literatuur en een meeslepend mooi boek. Die beloftes komen deels uit. Want na lezing had ik het sterke gevoel wel een belangrijke en vooral zeer politieke roman te hebben gelezen, maar een meeslepende, nou nee. Het boek verhaalt over Ka, die als journalist naar Kars reist, niet alleen omdat hij de golf van zelfmoorden van tienermeisjes wil verslaan, maar ook om zijn jeugdliefde Ipek terug te vinden. Maar Kars gaat gebukt onder een sneeuwstorm en tijdens al de verwikkelingen die volgen blijkt Ka niet meer dan een speelbal.
Pamuk schrijft indringend over de spanningen tussen de moslims en de seculiere staat en de keuze tussen het moderne westen en de oude tradities. Zo is de dialoog tussen een schooldirecteur die meisjes met hoofddoek de toegang ontzegde en een jonge moslimist, voordat die hem vermoordt, zonder meer indrukwekkend.
Maar tegelijkertijd is de vertelstijl van Pamuk verre van smeuiig. Als vriend van Ka probeert hij zo goed mogelijk te reconstrueren wat er in Kars gebeurde, en door zinnen als: “Naar wat ze me naderhand vertelden…” blijft de afstand heel groot. Hiernaast neemt Pamuk uitgebreid de tijd zijn verhaal te vertellen, wat het zeker geen vlot leesbaar boek maakt.
Conclusie: Voor mensen met een lange adem en politieke interesse zeer zeker een interessant en bijzonder maatschappelijk-politiek relevant boek.

Ketterij | S.J. Parris

07-2011 | Misschien had ik beter moeten weten dan dat een boek, dat voor 3 euri te koop lag bij het Kruidvat, misschien nog wel wat was. Maar op zich was de premisse van het boek, zoals ik die op de achterflap las, best veelbelovend. Giordano Bruno, een afvallige monnik en Italiaanse magiër, belandt in het Engeland van Koningin Elisabeth dat zich inmiddels heeft afgekeerd van de Roomse paus. Parris weet aanvankelijk een interessant tijdsbeeld neer te zetten en het wordt zelfs intrigerend als Bruno een boek blijkt te zoeken van een oude Egyptische magiër met de naam Hermes Trismegistus.
Maar dan ontspoort het boek al snel naar mijn idee. Er wordt een moord gepleegd en als een Angela Lansbury avant la lettre begint Bruno meteen, als buitenstaander, op onderzoek te gaan. Vanaf dit moment verwordt het verhaal tot een weinig bijzonder detective-romannetje. En helaas zijn de plot en de climax, die draaien om de geheime Oxfordse gemeenschap papisten, ook niet zo heel bijzonder. De zoektocht naar het boek raakt, vreemd genoeg, zelfs helemaal uit het zicht. De schrijfstijl ten slotte, is op zich verzorgd, maar door de nodeloos lange dialogen en beschrijvingen wordt het bij tijd en wijle zelfs bijna saai.
Concluderend: zelfs liefhebbers van historische romans kunnen dit boek best links laten liggen…

The Last Dickens | Matthew Pearl

04-2010 | Dit boek is alweer het tweede stukje speculatieve fictie over de nadagen van de Engelse schrijver Dickens dat ik las. Dan Simmons voerde me in Drood al mee in de opiumdromen van Dickens’ vriend en collega Wilkie Collins in de laatste vijf jaren voor Dickens’ dood. In dit boek is gekozen voor een andere invalshoek, namelijk die van de Amerikaanse uitgever van Dickens, James Ripley Osgood. Ook speelt het verhaal net iets later, namelijk in de jaren net ná Dickens’ dood.
Maar er zijn ook veel overeenkomsten tussen beide boeken. Ook dit boek zet zet weer een treffend tijdsbeeld neer en geeft een goede indruk van de bijzondere man Charles ‘Chief’ Dickens. Op de schrijfstijl is ook niets aan te merken. Helaas echter is ook dit boek over het geheel genomen niet erg boeiend en levert het uiteindelijk een even teleurstellende speculatieve intrige over Dickens als Drood.
In dit verhaal draait alles om het laatste en halfvoltooide boek van de grote schrijver, The Mystery of Edwin Drood. Pearl probeert geloofwaardig te maken dat Dickens het tweede deel van het boek al af had (op zich een boeiend idee), maar dat een Engelse drugstrafikant met de naam Trood (jaja) er alles aan doet om de publicatie van de rest van het boek vóór te zijn, namelijk omdat Dickens een min of meer waargebeurd verhaal vertelt over deze Trood, die als het aan die laatste ligt niet uitkomt.
Pearl bouwt op zich het plot mooi op en brengt op zich alles mooi samen in een spannende finale, maar ja, dat Trood en zijn sinistere handlanger Herman zich in enorm omslachtige bochten wringen om het manuscript in handen te krijgen, tja, dat is gewoon ongeloofwaardig. Hier komt bij dat in het boek diverse passages voorkomen over één van Dickens’ zoons, die officier is in India, zonder dat dit ook maar enige functie heeft in het hele verhaal (althans, aan mij is die dan ontgaan).
Concluderend: The Last Dickens van Pearl is net als Drood van Simmons helaas een niet geheel gelukte poging tot speculatieve fictie rondom Charles Dickens. En hiermee is het niet meer dan een aardige, redelijk genietbare historische roman geworden. Nee, mensen die niet bekend zijn met Matthew Pearl kunnen zich veel beter maar eerst gaan wagen aan diens The Dante Club, een veel beter geslaagd boek…

Vernon God Little | D.B.C. Pierre

07-2011 | Dit boek vertelt het verhaal van Vernon Little, een 15-jarige jongen uit een klein dorpje in Texas, vanaf het moment dat zijn jeugdvriend Jesus op Columbine-achtige wijze zestien medescholieren doodschiet voor die een einde aan zijn eigen leven maakt. Vernon is de voor de hand liggende zondebok en dreigt zo al snel te worden vermalen door de hele wereld …
Dit zou de premisse kunnen zijn van een bijzonder zwaar en ‘moeilijk’ boek, maar daar blijkt, gelukkig, al heel snel geen sprake van. Hiervoor is het boek veel te buitenissig. Dit komt ten eerste doordat Vernon zelf de verteller is, hetgeen er voor zorgt dat je heel dicht op de belevingswereld van deze jongen zit. Met zijn geheel eigen vocabulaire, vreemde pre-occupaties voor onder meer slipjes, poep en Mexico en heel eigen blik op de wereld, lijkt Vernon wel op een moderne Holden Caulfield, de hoofdpersoon uit The Catcher in The Rye.
Dat dit boek desondanks toch niet veel op deze klassieker lijkt, komt met name door het tweede bijzondere kenmerk van dit boek, namelijk dat het een nogal satirisch en karikaturaal karakter heeft. De bizarre personages die Vernon omringen zijn allemaal erg dik aangezet, net als de situaties waarin Vernon terecht komt. Hierdoor boet het boek aan realisme in, maar is het wel onbedaarlijk grappig is en vooral ook een confronterende spiegel van hedendaags Amerika.
Concluderend kun je naar mijn idee spreken van een heel bijzonder en wat mij betreft prettig uitzinnig en zeer geslaagd boek. Lezen!

Stalin, onthullingen uit geheime privé-archieven | Edward Radzinsky

10-2010 | Dit boek schetst een zeer interessant en persoonlijk beeld van misschien wel de grootste massamoordenaar die de twintigste eeuw heeft voortgebracht, Josef Vissarionovitsj Dzjoegasjvili, oftewel: Stalin. Radzinsky heeft een meeslepende vertelstijl waarmee hij je al snel het boek intrekt. De opeenvolging van steeds korte subhoofdstukjes, elk voorzien van een prikkelende titel, maken dat je doorleest.
Maar dat komt natuurlijk ook door het boeiende levensverhaal van Stalin: hoe ‘Soselo’, de oogappel van zijn moeder, naar het seminarie gaat om priester te worden, hoe hij hier zich het revolutionaire gedachtengoed eigen maakt, hoe hij zich vervolgens, onder de schuilnaam ‘Koba’, zich opwerkt in de partijrangen en natuurlijk hoe hij hierna de macht naar zich toetrekt om uiteindelijk dertig jaar zijn land met ijzeren, wat zeg ik: stalen, hand te regeren.
Het boek geeft een haarscherp beeld van de ‘Rode Tsaar’. Zelf had ik altijd gedacht dat Stalin een beetje een omhooggevallen Georgisch boertje was, die alleen de macht kreeg omdat de echte gegadigden (Trotski, et al) elkaar de tent uit vochten, een soort Van Rompuy avant la lettre. Maar dat beeld wordt gelogenstraft: Stalin toont zich in dit boek juist uitermate slim, sluw en berekenend. Ook dacht ik van Stalin dat het een ‘luie’ dictator was, die zelf vooral niet teveel deed. Ook dat blijkt onwaar: Stalin is juist een control-freak en workaholic die zich letterlijk overal mee bemoeit, tot aan bijvoorbeeld welk type bajonet op een bepaald soort geweer moet worden gemonteerd.
En zo geeft het boek een aantal andere eye-openers. Het boek laat bijvoorbeeld zien hoe snel de Bolsjewieken in de wanhopige en chaotische jaren direct na 1917 terugvallen op bruut geweld om de juist verworven macht te houden en hoe onthutsend snel ze hun verheven principes er aan geven. Hiernaast toont het boek aan dat Stalin en Hitler vanaf het begon gezworen vijanden waren en dat het niet de vraag was of ze in oorlog zouden raken, maar wie de eerste slag zou uitdelen. Met andere woorden: Hitler had nooit een keus gehad en was min of meer gedwongen tot operatie Barbarossa.
En natuurlijk laat het boek ook zien hoe krankzinnig de terreurgolf was die Stalin in 1937 en hierna nog twee keer over het land uitstortte. Zo kon het bijvoorbeeld bestaan dat elke kopman van de veiligheidsdienst zijn voorganger naar de Goelag stuurde, voor hij er zelf ook aan moest geloven. En heel beeldend is ook de waanzinnige anekdote, waarin een beschonken Beria en Molotov vanuit hun vakantiehuis het wetenschapsinstituut midden in de nacht bellen met een onzinnige vraag over de sterrenbeelden. Het instituut weet het antwoord niet en stuurt een auto weg om er een sterrenkundige bij te roepen. Maar in deze tijd kan een zwarte auto die voor je huis stopt maar één ding betekenen: van je bed worden gelicht voor een enkele reis Goelag. En aldus springt de sterrenkundige in wanhoop uit het raam. Dood. De auto rijdt door naar de volgende wetenschapper die het kan weten, maar ook die pleegt zelfmoord. Er vallen vier doden, voor de auto onverrichterzake terugkeert naar het instituut. Daar besluit men doodsbang toch maar terug te bellen, om te ontdekken dat Beria en Molotov allang hun vraag waren vergeten en inmiddels in een dronkemansslaap waren gevallen…
Ergens in het boek staat een mooie dialoog die Stalin perfect samenvat. Als hij zijn oude moedertje nog eens bezoekt, vraagt zij: ‘Josef, wat ben jij eigenlijk?’. Stalin antwoordt: ‘Herinnert u zich de tsaar? Welnu, ik ben zoiets als een tsaar’. Waarop zij verzucht: ‘Je zou beter af zijn geweest als je priester was geworden’.

Marionet | Patrick Redmond

04-2007 | De recensies van dit boek, een “literaire thriller”, waren goed en daarom besloot ik me er eens aan te wagen. Nauwelijks meer dan een zonnige middag op mijn balkon kostte het uiteindelijk om het boek uit te krijgen. Het boek leest als een trein en dompelt de lezer diep onder in de levens en zieleroerselen van Michael Turner, een jonge Londense jurist, zijn vriendin Rebecca en haar vriendin Emilie. Het boek volgt eerstgenoemde, een weeskind die in tehuizen is opgegroeid. Diens leven verandert als hij in contact komt met Max Somerton, een puissant rijke vijtiger, die Michael onder zijn hoede neemt. Ze krijgen een soort vader-zoon verhouding, maar al snel blijkt dat Max een steeds nadrukkelijker rol gaat spelen in Michael’s leven. Wat zich ontvouwt lijkt heel even op “The Devil’s Advocate”, maar is eigenlijk gewoon nog veel beter, met name door de diepgaande pyschologische observaties. En dat resulteert in spanning tot de laatste bladzijde en een onverwachte ontknoping. Een aanrader!

Oogappel | Patrick Redmond

07-2007 | Het tweede boek van Patrick Redmond dat ik las, op vakantie deze keer. Helaas werd ik minder goed vermaakt als bij zijn boek “Marionet”. Wel is het typisch weer een Redmond-boek: hij gaat heel diep op de persoonlijke ontwikkeling en zieleroerselen in van zijn hoofdpersonen en weet het verhaal weer goed neer te zetten. Het boek is echter te traag en wordt daarom zelfs wat saai.
Het boek heeft twee hoofdpersonen: Ronnie en Susan. Ronnie is een onwettig kind, en de oogappel van zijn moeder, die hem adoreert. En inderdaad lijkt Ronnie het ideale kind, die altijd voorkomelijk en aardig blijft, ondanks zijn moeilijke jeugd. Maar onderhuids broeit er van alles. Susan heeft een veel onbezorgder jeugd, tot haar vader sterft. Haar zwakke moeder hertrouwt en al snel blijkt dat haar stiefvader niet zo aardig is als die er in eerste instantie uitzag.
Natuurlijk komen de levens van beide hoofdpersonen op een gegeven moment bij elkaar, maar als dat gebeurt, ben je ruim 300 pagina’s verder en heb je wel heel veel van hetzelfde gelezen: hoe lief “Ronnie Sunshine” wel zogenaamd is, en hoe moeilijk “Susie Sparkle” het krijgt na de dood van haar vader. Want eigenlijk begint het verhaal pas echt als Ronnie Susan ontmoet, in haar zijn zielsverwant ontdekt en er krachten loskomen die onafwendbaar leiden tot een gruwelijke climax.
Conclusie: Niet het beste boek van Redmond. Een betere keus zo “Marionet” zijn, of anders misschien “Wensspel”, het bejubelde debuut van Redmond.

De avonden | Gerard Reve en Dick Matena

12-2011 | Het boek ‘De avonden’ van Gerard Reve is verstript door Dick Matena, de tekenaar die zich al aan veel Nederlandse klassiekers waagde, zoals de kinderverhalen ‘Kruimeltje’ en ‘Pietje Bell’.
De strip van dit volwassenenboek is echter aanmerkelijk minder geslaagd. Allereerst omdat juist een boek als ‘De avonden’, dat draait om de gedachtenwereld van hoofdpersoon Frits Egters en erg weinig handeling bevat, zich hier eenvoudigweg niet voor leent. Dit wordt nog eens verergerd doordat Matena veel te eerbiedig geen letter uit het oorspronkelijke boek heeft geschrapt! Dit leidt, uiteraard, tot een erg ’tekstige’ strip.
Een tweede reden waarom ik deze strip niet geslaagd vond, was omdat het verhaal gewoon niet boeiend genoeg is. De hoofdpersoon is een vervelend mannetje, dat zich vooral stierlijk verveelt en nare opmerkingen maakt naar andere mensen. In de tussentijd gebeurt er maar bitter weinig. De strip staat om die reden vol met close-ups van Frits’ fronsende bakkes, die je op een gegeven moment gaat tegenstaan. De grijstinten waarin de strip is gemaakt, past misschien goed bij het onderwerp, maar maakt het geheel er ook al niet aantrekkelijker op.
Conclusie: ook aan Reve in stripvorm is weinig te genieten. Ik ben na deel 2 van 4 in ieder geval gestopt. Maar het beste kun je er gewoon niet aan beginnen…

Het hijgend hert | Gerard Reve

02-2011 | Van de Nederlandse Literatuur heb ik een niet een erg hoge pet op. Ook is mij altijd volstrekt onduidelijk gebleven waarom Mulisch, Hermans en Reve tot ‘De Grote Drie’ gerekend worden. Oké, Mulisch heeft met ‘De ontdekking van de hemel’ dan tenminste nog één gedenkwaardig boek afgeleverd, maar voor de rest? Van Hermans heb ik lang gelegen ooit ‘De Donkere Kamer’ gelezen en hiervan is me niets bijgebleven, diens ‘Au Pair’ was zo matig dat ik het halfgelezen weggelegd heb en alleen ‘Onder Professoren’ kon me nog wel enigszins bekoren. En dan heb je nog Reve, wiens boek ‘De vierde man’ ik ooit gelezen heb, maar dat heeft bepaald weinig indruk achtergelaten. Daarom maar eens een nieuwe poging met dit boek…
Maar helaas wordt mijn oordeel voor Reve niet bepaald in positieve zin bijgesteld. Het verhaal gaat over de nogal kleinburgerlijke (Ralphje) Wessel, landmeter bij de gemeente, die besluit een stukje land te kopen. Eigenlijk is daarmee het meeste al gezegd, want een echt plot ontvouwt zich niet. Pagina’s lang lezen we over Wessel’s getwijfel over de grondaankoop en diens verder weinig bijzondere belevenissen in zijn saaie jaren ’50 dorp. Verreweg het meest opmerkelijke zijn dan nog de nogal perverse dagdromen van de latente homo Wessel, die allemaal draaien om het ’tuchtigen van jongens’. Tja…
Laat ik maar kort zijn, naar mijn idee was dit boek echt een regelrechtige flop. Ik kan er werkelijk niets in vinden dat ook maar enigszins rechtvaardigt dat Reve toch blijkbaar tot één van de groten van de vaderlandse literatuur wordt gerekend. Nou ja, Reve schijnt ook vooral vermaard te zijn om zijn brievenboeken, misschien is dat nog eens het proberen waard…

Twee minuten stilte en Nacht op de kale berg | Karel van het Reve

06-2011 | Dit boek bevat twee, schijnbaar bijna vergeten, romans van Karel van het Reve, die vooral bekend is geworden als essayist (en natuurlijk als (half-)broer van Gerard). Nou heb ik niet zo veel met de literatuur van broertje Gerard (om niet te zeggen: niets), maar de schrijfsels van diens oudere broer zijn wat beter te verteren. Op zijn best schrijft Karel namelijk erg geestig en in een mooie, nauwgezette stijl met soms scherpe observaties en associaties. Zijn romans laten kortweg zien waar hij schijnbaar ook als essayist bekend om geworden is.
De verhalen zijn hiernaast ook best de moeite waard.
‘Twee minuten stilte’, overigens wel de minste van de twee, blijft heel dicht bij huis, want het gaat over een medewerker van een kennisinstituut over Rusland (in het boek Slobodië genoemd), die wordt geconfronteerd met de moord op zijn chef. Vervolgens ontstaat een soort detective-roman, waarin hij zelf onderzoek doet en achter een spionage-intrige komt. Het plot is best aardig, maar het verhaal gaat soms wel wat langzaam, mede door de wat uitleggerige stijl.
Het tweede verhaal is wat beter geslaagd, met name door de orginele plot: in een soort raamvertelling wordt verteld over hoe Bram kennis maakt met de intrigerende ‘Flavius Josephus’, een man vol hoogdravende opvattingen. Beide raken onder de bekoring van ene Maartje. Er volgt een halve belofte dat ze over een jaar tussen hun beiden zal kiezen als ze een miljoen gulden krijgt. Flavius neemt de weddenschap hoog op en begint vervolgens een religieuze beweging om dat miljoen bij elkaar te krijgen en Bram raakt hierin ook betrokken.
Samenvattend: dit is best een goed boek. Het doet misschien soms wat oubollig aan door de stijl en het gebrek aan snelheid van het verhaal, maar met name het tweede verhaal is onderhoudend genoeg om de aandacht vast te houden…

Steen der Wijzen | James Rollins

04-2012 | De boeken van James Rollins worden vaak vergeleken met die van Dan Brown: vol met actie en smeuiige historische feitjes. Na lezing van dit boek kan ik dit beamen, maar moet ik tegelijkertijd -helaas- vaststellen, dat Rollins in alles de mindere is. Zo veel minder, dat lezing van dit boek bij mij ronduit leidde tot irritatie.
Het krommen der tenen begint eigenlijk al vanaf de eerste pagina’s. In het meest uitgekauwde actiegenre-cliché ooit wordt ook hier begonnen met een spannende scene die eigenlijk alleen is bedoeld om de hoofdpersonen te introduceren. De belangrijkste, Grayson Pierce, agent van de geheime organisatie Sigma, is zo bordkarton als je ze maar kunt maken. Het perfecte gebronsde uiterlijk, de atletische vaardigheden, het duizelingwekkende hoge IQ, ja, onze Gray heeft het allemaal. Hij heeft zelfs een horloge om van het dure merk Breitling, iets wat Rollins ons meermalen onder onze neus moet wrijven. Poeh, poeh!
Natuurlijk had ik hier het boek al moeten neerleggen, maar de verwikkeling die volgt, een al even geheime organisatie steelt de botten van de Drie Wijzen uit de Dom van Keulen om en passant al het kerkgangend publiek een gruwelijke dood in te jagen, is zo bizar dat die toch aanzet tot doorlezen.
Dat had ik beter kunnen laten, want wat volgt is een vermoeiende aaneenschakeling cliché’s: natuurlijk ontstaat een ‘action-packed’ zoektocht à la de Da Vinci Code waarin Sigma moet strijden tegen die andere geheime organisatie, Societas Draconis, een sekte binnen de katholieke kerk. Vanzelfsprekend spelen historische feitjes hierbij een rol, alhoewel die bij Rollins helaas nogal een onsamenhangend en weinig overtuigend geheel vormen (zo noemt hij natuurlijk alwéér de apocriefe bijbelboeken, en haalt hij er ook onduidelijke dingen bij als het Labyrinth van de Minotaurus, wat echt als een tang op een varken slaat). En, afsluitend, natuurlijk ontstaat er een ‘rat race’ van de ene historische puzzel naar de volgende en winnen uiteindelijk de goeien…
De onvoorstelbare hoeveelheid cliché’s begonnen me kortom echt te irriteren. Om nog even door te gaan: het gezelschapje ‘good guys’ heeft natúúrlijk iemand die moet zorgen voor de komische noot (Monk, wiens verhaaltechnische functie Rollins ergens zelfs nog letterlijk benadrukt!) en natúúrlijk ontstaat er een love-interest tussen onze Gray en de Italiaanse agente Rachel. Gááp! Als je dan ook nog nagaat dat deze Rachel behoort tot het eeuwenoude ‘koningsras’ dat de Societas Draconis weer aan de macht wil brengen, dan krijg je een kolossale deja-vu: want is dit niet een bijna exacte kopie van Dan Brown’s Sophie Neveu, die zou behoren tot het uitverkoren Merovingische geslacht? Je vraagt je bijna af waarom Brown Rollins nooit voor plagiaat heeft aangeklaagd.
Nee, dit boek was dus bepaald geen succes. Wat een sof!

De Tweede Wereldoorlog in 28.215 woorden | Maarten van Rossem

04-2009 | Kort, bondig en uiterst leesbaar boekje dat een helder beeld geeft van de Tweede Wereldoorlog, van begin tot einde. Seelöwe, Stalingrad, Market Garden, Gaudalcanal, Overlord, El Alamein, Barbarossa, niets blijft ongenoemd. En dat in slechts 28.000 woorden en een beetje. Dat komt vooral door Maarten van Rossem’s recht-door-zee schrijfstijl. Geen wetenschappelijk gedraai en omzichtige nuanceringen, gewoon: baf, zo is het. Zoals deze zin, waarin op ‘Maartenesk’ duidelijke wijze de Italiaanse inbreng in de oorlog wordt geduid: “Al met al kan geconcludeerd worden dat Hitler meer last dan gemak heeft gehad van […] Italië, dat volkomen overtuigend had aangetoond een mogendheid van de tweede rang te zijn”. Van Rossem geeft in het boek tal van interessante inzichten prijs. Zo toont hij overtuigend aan dat Hitler eigenlijk al in december 1941 de oorlog niet meer kon winnen. Toen was immers Amerika door Japan WOII ingelokt (Pearl Harbor) en gebleken dat de Duitsers niet in één ‘oorlogsseizoen’ konden afrekenen met de Sovjet-Unie.
Al met al dus een zeer prettig leesbaar en interessant boek! Lezen!

Alles is verlicht | Jonathan Safran Foer

09-2006 | De veel bejubelde debuutroman van deze bolleboos, die op Princeton filosofie heeft gestudeerd. Ik was benieuwd of alle juich-recensies terecht waren en werd niet teleurgesteld.
Het boek gaat over Jonathan zelf, die in Oekraine op zoek gaat naar zijn voorouders. Wat volgt is een zeer onconventionele roman die van alles tegelijk is. Grappig, bijvoorbeeld door de mensen waar Jonathan in Oekraine door wordt opgevangen: de Oekraiense gids, een jongeman die een hoge pet van zichzelf op heeft, maar intussen een beroerd soort Steenkool-engels spreekt, diens vreselijke hond (in het boek continu aangeduid met “de teef”) en de humeurige opa. Aandoenlijk door de historische episodes over het dorp Trachimbrod, en de kolderieke dingen waar de bevolking zich destijds allemaal mee bezig hield. En tragisch, als uitkomt hoe dit dorp, waar de voorouders van Jonathan ooit hebben geleefd, door de nazi’s geheel van de kaart is geveegd. Jonathan Safran Foer weet al deze richtingen die het boek uitgaat, prachtig samen te brengen in een sterk verhaal.
Een bijzonder boek dus, en een aanrader voor lezers die zich willen wagen buiten de kaders van de conventionele roman.

Extreem luid en ongelooflijk dichtbij | Jonathan Safran Foer

03-2008 | Ik had eerder al “Alles is verlicht” gelezen, toen ik aan dit boek begon. En alhoewel heel anders dan dit debuut, zijn er toch ook opvallende overeenkomsten. Zo laat hij in dit verhaal wederom een aandoenlijke en vaak grappige persoon een hoofdrol spelen. Was dat eerst een steenkolenengels sprekende jonge Oekraïner met veel bravoure en een klein hartje, in dit boek is dat een negenjarige New Yorkse jongen. Deze Oskar is niet alleen aandoenlijk door zijn kinderlijke gedrag, maar ook door de manier waarop hij omgaat met de dood van zijn vader. Deze is namelijk omgekomen op 9-11.
Net als in zijn debuut laat Safran Foer de lezer ook hier meedelen een verhaal dat enerzijds vaak heel grappig is (bijvoorbeeld als we lezen over Oskar’s wonderlijke denkwereld en invallen), maar anderzijds ook ontzettend aangrijpend en tragisch. Dit laatste niet alleen als we lezen over de dwaze zoektocht naar ene meneer of mevrouw “Black” die Oskar op touw zet, maar ook door het hier doorheen verwoven verhaal van zijn twee grootouders, beide al net zo getekend door het leven.
Al met al leidt dit tot een boek dat gaat over het omgaan met verlies, de liefde en het durven te leven.
Safran Foer past om zijn verhaal te vertellen de gekste dingen toe. Zo staat het boek vol foto’s, pagina’s met soms maar een paar woorden, en zelfs een passage waar de letters de pagina’s letterlijk laten dichtslibben tot één grote inktvlek. Erg bijzonder. Maar het is niet alleen dit, dat dit boek een zeer uitzonderlijk boek maakt, dat zeker de moeite van het lezen waard is!

Aan het einde der tijden | Göran Sahlberg

09-2011 | Hoofdpersoon van dit bijzondere verhaal is een achtjarig jongetje in het Zweden van de jaren ’50. Zijn vader is een apocalyptisch prediker die zijn zoontje meesleept in de verhalen dat de Grote Verdrukking elk moment kan aanbreken. Het jongetje wil niets anders worden dan hulppredikant en zelf ook preken schrijven op zijn typemachine, terwijl zijn moeder, die wil dat hij als normaal kind opgroeit, dit probeert tegen te gaan door hem zijn schrijflint af te nemen.
Dan opeens zijn zowel zijn vader als moeder verdwenen. Is het einde der tijden nabij en zijn zij al omhooggezonden? De jongen blijft achter onder de vleugels van buurvrouw Viola, die zo haar eigen issues heeft. Zij is namelijk verliefd op secretaris-generaal Dag Hammerskjöld en probeert op diens vakantieadres een ontmoeting te forceren, hierbij dankbaar gebruik makend van het jongetje. Die komt er op zijn beurt langzaam maar zeker achter dat Hammerskjöld niet de demon is, waar zijn vader hem voor hield, en ook dat zijn vader en moeder helemaal niet omhooggezonden zijn: zijn moeder is in het kraambed gestorven en zijn vader is opgenomen in het krankzinnigeninstituut…
Het boek is in een mooie, bijna surreële en soms wat poëtische stijl geschreven. Dat laat onverlet dat de soms prachtige observaties niet erg geloofwaardig zijn als je bedenkt dat ze worden verteld door een achtjarig jongetje. Verder mist het plot wel enige richting. Ondanks dat was dit een meer dan acceptabel boek…

Het Evangelie volgens Jezus Christus | José Saramago

11-2011 | Dit boek van de schrijver van het briljante ‘Stad der blinden’ vertelt, natuurlijk, het verhaal van Jezus Christus, maar dan vanuit de eigenzinnige atheïstische visie van de schrijver. In die zin lijkt dit boek wel op dat boek over de bijbel van de Blokkers, dat ik eerder recenseerde. Het is in ieder geval een zeer interessant basisidee voor een boek.
Helaas echter was dat voor mij niet genoeg om de aandacht vast te houden. De schrijfstijl van Saramago is nogal hermetisch, mede doordat in de tekst elk structurend element ontbreekt, zoals een alinea-ordening, hier en daar regeleinde of witregel of zelfs maar het zetten van aanhalingstekens om citaten. Dit maakt het lezen van de enorme lappen tekst tot wel een erg zware opgave.
Ik heb dus dit boek halfgelegen terzijde gelegen. Het zal ongetwijfeld zijn sterke momenten hebben, maar ik vond de schrijfstijl een te zware kluif.

Van je familie moet je het hebben | David Sedaris

11-2011 | Dit boek is nogal gehypet, onder meer door Nederlandse columnisten als Aaf Brandt Corstius en Sylvia Witteman. Dat klinkt erger dan het is, want toevallig vind ik beide vaak erg grappig. Daarom was ik ook benieuwd naar dit boek en ik werd niet teleurgesteld. In een schrijfstijl die inderdaad erg lijkt op die van voornoemde dames, vertelt Sedaris in komische verhaaltjes over zijn leven. Het gaat daarin niet alleen vaak over hemzelf, maar ook over zijn familie, hetgeen natuurlijk de titel verklaart. De verhaaltjes zijn aanstekelijk door de wijze waarop hij de werkelijkheid van alledag observeert en uitvergroot. Dat levert hele geestige stukken op, zoals bijvoorbeeld als hij het heeft over het buitenissige Sinterklaas-feest dat de Hollanders vieren. Vanuit zijn gezichtspunt moet je wel toegeven dat deze vaderlandse traditie behoorlijk krankzinnige trekjes heeft.
Kortom, een vermakelijk boek voor tussendoor!

En joeg de vossen door het staande koren | Jan Siebelink

12-2010 | Het bijzondere van dit boek is misschien wel dat het is geschreven door plaatsgenoot Jan Siebelink. Nou ja, hij is in ieder geval geboren in Velp, als zoon van een kweker en godsdienstfanaat.
Precies hierover gaat ook zijn roman, dat dan wel een hoofdpersoon heeft met een andere naam, Winfred Hana, maar voor de rest in thematiek en plaats van handeling vooral autobiografrisch is. Op zich is het natuurlijk best wel geinig om te lezen over plaatsen die je zelf ook kent (net zoals ik in mijn Bredase tijd eens las over verhaal dat zich daar afspeelde), maar of het tot een interessante roman leidt? Tja… Niet echt dus. Het verhaaltje over de weinig bijzondere belevenissen Winfred kabbelt eigenlijk een beetje voort, zonder dat het plot echt ergens naartoe lijkt te leiden. Het is dus kortweg niet bepaald mijn kop thee en ergens halverwege heb ik het maar terzijde gelegd, in het besef dat dit boekje alleen maar bevestigt wat ik al dacht: Nederlandse autobiografieën kunnen me niet bekoren.

Drood | Dan Simmons

09-2009 | Drood is het meest recente boek van Dan Simmons en het past perfect in het indrukwekkende oeuvre dat deze schrijver heeft opgebouwd. Diens werk is in hoofdzaak in drie categorieen in te delen: ten eerste science fiction, zoals zijn geweldige Hyperion en Ilium. Ten tweede horror: met name veel van zijn vroegere werk, zoals Summer of Night. En ten derde iets dat ik, alhoewel het begrip flink is vervuild, faction zal noemen – speculatieve fictie waarbij Simmons in hoge mate gebruik maakt van waar gebeurde verhalen. Onder deze laatste categorie behoren The Crook Factory, over de spionageactiviteiten van Ernest Hemingway, The Terror, over de noodlottige zoektocht naar de noordwestroute door Sir John Franklin en nu ook Drood, over de laatste vijf levensjaren van Charles Dickens.
In veel opzichten is Drood een duidelijke voortzetting van de weg die Simmons al met The Terror insloeg. Opnieuw een boek dat speelt in de tweede helft van de negentiende eeuw en dat bestaat uit een bijzondere mix van heuse geschiedschrijving met ‘horror’-elementen die Simmons zelf toevoegt. Was dit in The Terror nog een vreselijk ‘ijsmonster’, in Drood is het de mysterieuze Drood.
Het verhaal wordt verteld door Wilkie Collins, collega, vriend en rivaal van Charles Dickens. Hij richt zich op de toekomstige lezer aan wie hij wil vertellen over hoe zijn vriend Dickens, kort gezegd, waanzinnig werd. Een veelbelovend begin van wat helaas al snel een vrij langdradig verhaal wordt. Wat Simmons van het verhaal bakt is een niet bijzonder smakelijke en vrij machtige taart van de toch niet echt boeiende dagelijkse beslommeringen van de schrijvers Wilkie en Dickens in Victoriaans Londen, overgoten met een dun sausje onversneden horror. Het horror-aspect van het boek bestaat er uit dat Dickens bij een bijna fataal treinongeluk het mismaakte monster Drood ontmoet en vervolgens geheel onder de invloed lijkt te raken van deze sinistere onderwereld-figuur. Dit leidt tot bizarre scenes, zoals die waarin Dickens met Wikie afdaalt in onderaards Londen, waar Drood zijn heerschappij uitoefent vanuit een replica van een Egyptische tempel. Of een scene waarin Drood opeens opduikt bij een lezing van Dickens en alle toeschouwers onder zijn betovering brengt, letterlijk als marionetten aan touwtjes. Of de scene waarin Drood ook Wilkie onder zijn controle brengt door een kever bij hem in te brengen, die zich een weg vreet door zijn lijf en vervolgens nestelt onder in Wilkie’s hersenen.
Het maakt dit boek tot een erg ongewone leeservaring. Voortdurend vraag je je af wat er nu eigenlijk gebeurt en hoe je de gebeurtenissen moet duiden. Hoe moet je bijvoorbeeld de moorddadige poltergeist in het bediendentrappenhuis van Wilkie’s woning plaatsen of de mysterieuze dubbelganger die ‘The Other Wilkie’ genoemd wordt. Het doet allemaal het vermoeden rijzen dat alle gebeurtenissen niets meer zijn dan hallucinaties van Wilkie. Die is immers ook nog eens verslaafd is aan het hallucinogene opiaat Laudanum, en is, zo blijkt uit zijn sensationalistische boeken, iemand met een zeer ruime fantasie.
Maar op driekwart van het boek hoopte ik nog steeds dat er meer aan de hand is en dat Simmons een werkelijk opwindende speculatieve intrige rondom Charles Dickens laatste levensjaren en dood zou gaan ontvouwen. Hoe groot is dan de teleurstelling als je in de laatste hoofdstukken van het boek door krijgt dat die hoop ongegrond was. Ik had hetzelfde gevoel als je hebt bij korte verhalen, die heel spannend lijken, tot de laatste zin als de hoofdpersoon ontwaakt uit zijn droom… De ultieme dooddoener. Je kunt dus beter spreken over een anticlimax, als blijkt dat Wilkie inderdaad alles verzonnen heeft. Het is dus niet Dickens die waanzinnig is of wordt, maar Wilkie zelf. Dickens heeft hoogstens een schuldgevoel omdat hij Wilkie ooit het verzinsel Drood op de mouw heeft gespeld en toen de boel uit de hand liet lopen.
Nee, ik was toch echt teleurgesteld. Naar mijn idee laat Simmons kansen liggen om een daadwerkelijk sensationele draai aan Dickens’ vroege dood te geven. Waarom doet Simmons niets met het fascinerende gegeven dat Dickens exact vijf jaar na het treinongeluk sterft? Hoe kan het zijn dat Simmons zijn boek ophangt aan een hoogst ongeloofwaardig plotje (Dickens spelt Wilkie iets op de mouw en toevallig is er ook een zekere inspecteur Fields die óók waanideeën over een zelfde personage heeft, Simmons probeert je zelfs te geloven dat dat toevallig is, dûh). En hoe misplaatst ten slotte is het citaat van Swinburne waarmee het boek begint? Het ‘Wilkie! Have a mission!’ ging erover dat Wilkie in de periode na Dickens’ dood opeens stopte met het sensationalistische genre en (weinig succesvolle) sociaal bewogen boeken ging schrijven: Simmons geeft hier echter in zijn boek geen enkele verklaring voor.
Concluderend: Drood is een buitenissig boek met sterke momenten en met een op zich best mooi portret van Charles Dickens en zijn tijd, dat het uiteindelijk echter niet haalt. Dat komt niet alleen door het matige plot, maar ook door omvang: bijna 800 pagina’s zijn gewoon te veel. Zeker als die voortkomen uit het feit dat Simmons zijn lezer overlaadt met zijn feitenkennis over Dickens en diens werk (het boek bevat bijvoorbeeld ook tal van citaten uit brieven, verhalen, etc.) zonder er rekening mee te houden dat de gemiddelde lezer die geen Dickens-adept is, hier niet echt op zit te wachten. Voor mij was dit boek van één van mijn favoriete schrijvers dus een teleurstelling. Jammer!

Liefdesdood | Dan Simmons

03-2010 | Dit is een boek dat ik jaren geleden al eens gelezen had (zeker 10 tot 15 jaar) en ik besloot het er eens opnieuw bij te pakken. Het aardige aan zoiets is, dat je oordeel toch verandert. Niet omdat het boek is veranderd, maar jezelf natuurlijk. Ik kan me heugen dat ik het destijds geweldig vond, nu vond ik het nog steeds goed, maar geweldig? Tja. Misschien word je als lezer wel steeds kritischer. En hiernaast, ook je beleving wordt misschien anders. De reden waarom je een bepaald boek uit je jeugd goed vond, is misschien ook wel gelegen in dat het je herinnert aan die tijd. Net zoals dat bij muziek gaat: iedereen vindt toch uit melancholie die ene cd van die ene band uit zijn jonge jaren helemaal geweldig.
Tot zover dus niets nieuws onder de zon. Opvallender is misschien wel dat ik in dit boek nu juist die verhalen meer waardeer die ik de eerste keer juist minder vond. Viel ik bij de eerste lezing vooral voor het seksueel expliciete en bloederige verhaal ‘De Dood in Bangkok’ of de science fiction thriller ‘Flashback’, nu vond ik juist de meer subtiele verhalen mooi, zoals de opener ‘Entropies bed om middernacht’ en ‘Slapen met tandenvrouwen’.
En nog een verandering: ik had meer moeite met zijn verhaal ‘De Grote Minnaar’, nog steeds een indrukwekkend verhaal over loopgravenverschrikkingen tijdens de Great War overigens. Zijn hoofdpersoon in dit verhaal is James Rooke en Simmons laat hem bestaande gedichten schrijven van echte schrijvers uit die tijd (bijvoorbeels van Siegfried Sassoon) en speelt hiermee wel erg opzichtig leentjebuur. Vind ik nu, tenminste.
Ten slotte zijn me misschien nu subtiliteiten in het boek opgevallen, die eerder aan me voorbij gegaan zijn. Zoals de Grote Minnaar, dat Simmons afsluit met het gedicht met dezelfde naam. Het is een ode aan het leven en de liefde, en het bijzondere is dat Simmons het laat schrijven door de dan inmiddels bejaarde oorlogsveteraan Rooke. In feite is het echter geschreven door een dichter die het optekende vóór alle verschrikkingen aan de Somme, toen hij nog vol naïeve en romantische ideeën over de oorlog zat. Een bijzondere omkering dus.
Nou ja, hoe dan ook blijft dit boek zeker de moeite waard, zoals eigenlijk bijna alles van Simmons natuurlijk!

Olympos | Dan Simmons

10-2006 | Olympos was het langverwachte vervolg van Ilium, het nieuwe science fiction epos van Dan Simmons. En Dan Simmons heb ik sinds zijn vorige science fiction epos, de briljante “Hyperion Canto’s” (elke sf-fan moet dit gelezen hebben!) zeer hoog zitten. Met dit beginpunt kan het eigenlijk alleen maar tegenvallen. Wat het dus toch uiteindelijk ook een beetje doet.
Nog niet eens meteen. Met Ilium schetste Simmons een nieuwe wereld die in veel opzichten nòg buitenissiger is dan de wat conventionelere space-opera van Hyperion. Robots die literatuur bestuderen, Eloi-achtige mensen op een vrijwel onbewoonde aarde, tot leven gekomen personages uit Shakespeares “The Tempest” èn de klassieke slag om Troje. Krijg dit eens bij elkaar verwoven in één verhaal! Simmons probeert het en slaagt bijna. Zijn relaas over de Trojaanse oorlog, die als gevolg van een enkele intrigant steeds meer ontspoort buiten de gebaande paden van Homerus’ Ilias, is heerlijk om te lezen. Net als de strijd van de ongedachte held Deaman tegen het monster Setebos, “The many handed like a cuttlefish”.
En uiteindelijk krijgt Simmons ook min of meer alle verhaallijnen bij elkaar. Maar als het zover is aan het einde van het tweede en laatste deel Olymps blijft toch een niet geheel voldaan gevoel achter. Misschien omdat het verhaal van Simmons dan wel weer technisch vaardig is, vol met verwijzingen naar de wereldliteratuur, maar toch wat te gekunsteld aandoet. Misschien dat daarom mij het verhaal niet zo heeft geraakt als andere van Simmons werkjes. Jammer, want hierdoor wordt dit boek slechts een bijna geslaagde poging van Simmons om wederom een gedenkwaardig sf-boek te schrijven.
Aldus: Onbekenden met het werk van Simmons moeten eens beginnen bij zijn echte meesterwerkjes: de vier Hyperion-boeken, Aasgieren, Kinderen van de Nacht en The Crook Factory.

The Terror | Dan Simmons

08-2007 | Als ik zeg dat dit boek weer een echte Dan Simmons is, kan ik eigenlijk al geen groter compliment maken, als grote fan van deze schrijver. Het boek lijkt op het briljante The Crook Factory, in die zin dat ook dit boek grotendeels is gebaseerd op echte gebeurtenissen; in dit geval de rampzalige expeditie van Sir John Franklin om de Noordwest-Passage te vinden. Het lijkt op Fires of Eden, in die zin dat ook in dit verhaal oude mythes van de lokale bevolking een plaats krijgen, in dit geval de Inuït. Hiernaast is The Terror natuurlijk ook een horrorroman, zoals eerdere werken van Simmons, door een verschrikkelijk monster op te voeren die het in die bittere kou op de expeditieleden voorzien heeft. En tenslotte is The Terror, zoals eigenlijk al Simmons’ boeken doorspekt met odes aan andere boeken en schrijvers.
Dat dit boek àl die typische Dan Simmons-elementen bevat, zorgt er misschien wèl voor dat het geen makkelijk leesbaar romannetje is. Daarvoor zijn alleen alle bijna 800 pagina’s een te flinke kluif. Maar uiteindelijk is het lezen de inspanning absoluut waard. Het dramatische verloop van de missie, ermee beginnend dat de twee expeditieschepen reddeloos ingevroren raken in het ijs van de poolcirkel, is tegelijkertijd fascinerend, beklemmend en uiteindelijk ook gruwelijk. Het tegelijk verschijnen van zowel het monster als een mysterieuze eskimo-vrouw zonder tong, geeft het boek extra spanning. En het verhaal is zo levensecht dat je echt betrokken raakt bij die vreselijk afziende expeditieleden. In ieder geval méér dan genoeg reden om het boek uit te lezen: gewoon al omdat je móet je weten hoe afloopt.
Hetgeen me misschien wel meteen bij de enige kleine zwakte vanhet boek brengt: het perspectief. Simmons kiest ervoor het verhaal vanuit verschillende personen te vertellen, bijvoorbeeld Sir John Franklin, kapitein Crozier, luitenant Irving, derde maat Desvoeux en dokter Goodsir. Maar de vraag is of dit wel zo logisch is, als in het boek steeds duidelijker blijkt dat Crozier de enige echte hoofdpersoon is en we bijvoorbeeld in het ongewisse blijven hoe het met Desvoeux afloopt.
Een klein minpuntje misschien op een verder weer ongelooflijk goed boek. A Great Effort, zouden de Amerikanen zeggen, en daar kan ik me alleen maar bij aansluiten! Dan Simmons did it again!

Onbegrepen | Karin Slaughter

06-2008 | Ik weet het: je mag een gegeven paard niet in de bek kijken, maar dat is bij dit boekje, dat je in de week van het spannende boek gratis kreeg, toch wel moeilijk. Want op het boekje is veel aan te merken. De nogal overdreven aangezette hoofdpersonen bijvoorbeeld: Martin Reed is geen gewone suffe kantoorlul, maar meteen wel een enorme sukkel, die ook nog eens op ongelooflijk grove wijze door zo’n beetje iedereen in de grond wordt getrapt. En agente An Albada is een al even karikaturale schepping, met haar verzonnen door aids gestorven vriendin Jill.
Het maakt dat je dit boekje met groeiende verwondering leest. Wat wil Slaughter eigenlijk? Een echt komische klucht is het niet, een spannende thriller of whodunnit evenmin. En als je dan de laatste bladzijde van het boekje omslaat, begrijp je dat er maar één ding wel is gelukt aan dit boekje: de titel: Onbegrepen. Want ik -in ieder geval- begreep dit boekje niet.

Kind 44 | Tom Rob Smith

07-2008 | Dit boek speelt in de Sovjet-Unie, in de tijd dat het land onder de heerschappij staat van Stalin. Hoofdpersoon is Leo Demidov, een agent van de geheime dienst. Zijn leven staat in dienst van de communistische partij en bestaat vooral uit het opjagen van vijanden van het Russissche volk, waarvan hun schuld bij voorbaat vaststaat. Maar Leo krijgt steeds meer twijfels, zeker als hij ervan overtuigd raakt dat een door hem gearresteerde dierenarts niet de spion van het westen is waarvan hij wordt beschuldigd. Leo wordt gedegradeerd en verbannen naar het oosten. Hier raakt hij in de ban van een raadselachtige moord op een kind. Steeds duidelijker wordt dat er hier sprake is van een gewetenloze seriomoordenaar. Maar in Stalin’s arbeidersparadijs is zoiets ondenkbaar. Toch zet Leo zijn onderzoek door en raakt hij al snel persoonlijk betrokken bij de zaak.
Ik werd positief verrast door het boek van deze debutant. Haarscherp worden de volstrekt surrealistische machinaties in de donkerste dagen van het Sovjet-regime in beeld gebracht en hier doorheen weet Smith een uiterst spannende zoektocht te verweven naar de seriemoordenaar. Een geweldig boek en een absolute aanrader! Het enige minpuntje is misschien de slecht-passende titel, waarmee dit boek misschien wel het dianegatief is van het hiervoor besproken boek van Karen Slaughter.

Kolyma | Tom Rob Smith

07-2010 | Dit boek is een vervolg op ‘Kind 44’ (het geweldige debuut van Smith) en gaat wederom over Leo Demidov, de KGB-agent die probeert te overleven in de barre Sovjet-Unie. Stalin is inmiddels enkele jaren dood en onder Chroestsjov lijkt sprake te zijn van enige ontspanning. Leo heeft een eigen Bureau Moordzaken opgezet en wordt betrokken bij een moordzaak die al snel onderdeel blijkt te zijn van een omvangrijke wraakactie op (voormalige) KGB-agenten door voormalige slachtoffers. En ook Leo, die eveneens onderdeel vormde van het systeem en mensen heeft opgepakt en laten wegvoeren naar de Goelag, blijkt een doelwit.
Wat al snel volgt is een razendsnelle thriller vol onverwachte wendingen. Smith spaart de tere harten van de lezer bepaald niet, want hij schrijft uitgebreid over allerlei hartverscheurende en gruwelijke gebeurtenissen. Over hoe een mede-agent van Leo voor zelfmoord te plegen zijn eigen gezinnetje uitmoordt, bijvoorbeeld. Of over een bloederige opstand op een gevangenenschip in de Zee van Ochotsk. En ook over hoe Leo, undercover in een Goelag, door mede-gevangenen wordt herkend als KGB-agent en door hen wordt onderworpen aan alle martelingen die ze zelf ook hebben ondergaan.
Het plot concentreert zich intussen vooral op de wraakactie van de voormalige vrouw van een priester die Leo heeft laten oppakken en -na een gedaanteverwisseling in een keiharde bendeleider- een extensieve wraakoefening voor Leo in gedachten heeft. Hiermee is het plot eigenlijk een beetje vergezocht en soms wat ongeloofwaardig, een manco wat ook ‘Kind 44’ in zich had. Maar door de enorme vaart van het boek, alle verrassingen en de zeer doelmatige schrijfstijl van Smith, is dit eigenlijk op geen enkel moment een bezwaar.
Een topboek! Lezen!!

In dienst van de dictator | Ingrid Steiner-Gashi & Dardan Gashi

04-2011 | Dit boek gaat over Kim Jong Ryul, een Noord-Koreaan die jaren lang in dienst was van de dictators Kim Il Sung en Kim Jong Il. Het geeft een fascinerend kijkje van binnenuit over dit fascinerende en waanzinnige land.
Het boek begint met een geschiedenisles over hoe het land Korea eeuwen lang gemangeld is geweest door de grootmachten die het omringen (China, Japan en Rusland). Om het allemaal nog erger te maken kreeg, in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog en de Japanse bezetting, ook het communisme voet aan de grond in het land. En na een oorlog waar wederom alle grootmachten zich tegenaan bemoeiden, werd het land op de 32e breedtegraad gescheiden.
En zo ontstond een democratisch en al snel welvarend Zuid-Korea en een Noord-Korea dat gekweld werd als nooit tevoren. Het communisme in Noord-Korea ontwikkelde zich namelijk tot een verbijsterende vorm van ultrastalinisme zonder weerga. Noord-Korea werd een soort Sovjet-Unie in het kwadraat, een grote openluchtgevangenis, waar de angst zo groot was, dat mensen zelfs tegen hun naasten niet meer eerlijk durfden te zijn.
Kim Jong Ryul heeft het in deze situatie dan nog relatief goed. Met zijn enorme werklust en hoge intelligentie werkt hij zich op tot inkoper van de dictator, waarna hij diverse malen het voorrecht heeft in relatief grote luxe in Europa te mogen verblijven om de meest exorbitant dure spullen te kopen voor de Grote of Geliefde Leider. Het voedt natuurlijk de twijfel bij hem over zijn land, waar een heel kleine top baadt in absurde weelde en de grote meute gebukt gaat onder schrijnende armoede (zelfs zo erg dat in de jaren ’90 nog, circa 3 miljoen mensen omkomen van de honger). En het doet hem ook besluiten uiteindelijk te vluchten. In Wenen ensceneert hij wat er uit ziet als een roofmoord, om vervolgens jarenlang onder te duiken in een Oostenrijks gehucht. Niets mag er natuurlijk op wijzen dat hij echt overgelopen is, anders zou zijn hele familie zonder pardon op brute wijze worden gestraft.
Als je dit nog niet wrang genoeg zou vinden, de observatie aan het einde van het boek is dat zéker, als er wordt gesteld dat niemand in de internationale gemeenschap eigenlijk nog wil dat het Noordkoreaanse regime valt. Bijvoorbeeld om de anarchie die dan zou uitbreken, de atoomwapens die dan misschien wel zoek raken en de enorme vluchtelingenstromen die Zuid-Korea en China dan kunnen verwachten. En zo blijven de 12 miljoen arme Noord-Koreanen voorlopig het kind van de rekening…

Grote verwachtingen | Pieter Steinz

12-2010 | Dit boekje is een heel aardige poging om de wereldliteratuur op een overzichtelijke manier in beeld te brengen. Ik kende de schema’s die Steinz in dit boek presenteert van 25 sleutelromans al uit de Trouw. In dit boekje beperkt hij zich tot romans die gaan over opgroeiende jongelingen: bildungs- of ontwikkelingsromans. Bij elk boek wordt aangegeven wat de invloeden waren, hoe het boek zich verhoudt tot ander werk van de schrijver en welke andere boeken gelijksoortige thematieken behandelen. Steinz weet hierbij de essentie van romans terug te brengen tot aanstekelijke ‘blurps’, die overigens ook keer op keer verschillen, als één boek vaker genoemd wordt, zoals het onvermijdelijke ‘Catcher in the Rye’, dat wel héél vaak terugkomt.
Hiermee kom ik meteen bij een zwakte, want de keuzes van Steinz zijn natuurlijk wel erg arbitrair. Waarom noemt hij bepaalde boeken wel, en andere niet? Een andere literatuurcriticus had, met precies dezelfde opdracht, waarschijnlijk volstrekt andere boeken gekozen. En de volgende weer…
Ach, eigenlijk maakt het ook niet zoveel uit. Steinz heeft gewoon een heel interessant inkijkje gegeven in de wereldliteratuur. Als er nog weer een nieuwe loot aan zijn categoriseerboom komt, ga ik hem zeker ook lezen!

Het parfum | Patrick Süskind

10-2007 | Ik heb nog nooit zo vaak het woord “olifactorisch” gebruikt zien worden als in deze internationaal gelauwerde roman van Patrick Süskind. Sterker nog: ik was voor dit boek dit woord misschien nog nooit tegengekomen en weet al evenmin wat het betekent. Niet dat ik geen vermoeden heb, want dat het iets met reuk en geur te maken had, lijkt me duidelijk. Want tenslotte gaat Süskind’s hele boek daar over.
“Het parfum” vertelt het verhaal van Jean-Baptiste Grenouille, een Franse wees uit halverwege de 18e eeuw, die een opmerkelijke reukzin blijkt te hebben, dit terwijl hij zelf volstrekt geurloos is. Hij werkt zich op tot gezel van een Parijse parfumier en vertrekt hierna naar de parfum-hoofdstad Grasse, met als doel het ultieme parfum te maken. Dat daar een paar meisjes voor moeten sterven is voor hem een bijkomstigheid.
Süskind vertelt het verhaal gedegen en gedetailleerd. Soms overdreven gedetailleerd, bijvoorbeeld als hij weer een eindeloze opsomming op de lezer loslaat van parfumsoorten of de bereiding ervan. Opvallend is verder de afstand die hij blijft houden tot Grenouille, waarvan hij niet onder stoelen of banken steekt dat hij hem een misselijk mannetje vindt, een “teek”.
Het verhaal zelf is meeslepend, en soms zelfs zo buitenissig, dat het wel iets lijkt op het magische realisme van bijvoorbeeld een Garcia Marquez. Bijvoorbeeld de kostelijke episode over Markies Espinasse, die in Grenouille het bewijs ziet voor zijn theorie dat de aarde een kwaadaardig gas verspreidt (“Fluidum Letale”) en dat daarom al het leven (de bloemen, de planten, de dieren) tot doel hebben zich zo ver mogelijk van de aarde te verheffen. Al even surreëel is de ontknoping van de roman, die zo bijzonder is dat ik die hier zeker niet ga verklappen.
Een bijzonder verhaal dus, maar is het ook een goede roman? Ik moet zeggen dat het verhaal me boeide, maar of de kwalificaties “verpletterend debuut” en “adembenemend groteseke historische roman” op de achterflap terecht zijn, waag ik toch wel te betwijfelen. Desondanks zeker een goed boek!

Oorlog en Vrede | Lev Tolstoj

01-2007 | Niet zomaar even een boekje voor tussendoor, deze klassieker van Tolstoj. Zelfs in de ingekorte versie waarin ik het boek las, praten we over een dikke pil van zo’n 1000 pagina’s. Die ingekorte versie schijnt een onlangs ontdekte oerversie van het boek te zijn, kortweg met alle actie maar zonder alle ellenlange filosofische bespiegelingen.
Wat over blijft is een helder en fris verhaal dat tegen de verwachting in, totaal niet gedateerd aandoet (in tegenstelling tot bijvoorbeeld een “tijdgenoot”; De Gebroeders Karamazov van Dostojevski, dat ik eerder heb gelezen). En meteen wordt duidelijk wat de kracht van Tolstoj is: messcherpe en vaak zeer genuanceerde observaties en beschrijvingen van personen en situaties. Tolstoj schetst met zijn liefdevolle verhaal een zeer boeiend tijdsbeeld waarin zowel de oorlog (de veldslagen tussen de Russen en de Fransen van Napoleon) als de vrede (het dagelijkse salonleven van de hogere klassen in Moskou en Petersburg) volop aan bod komen. En zo krijgen we een inzicht in de levens van drie families, waarin de norse vorst Andrej Bolkonski, de levenslustige Nastasja Rostov en de dikke goedzak Pierre Bezoechov centraal staan.
Een absolute aanrader!